Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28826/GA, 17 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/28826/GA

               

Betreft [klager]

Datum 17 april 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen nalatig handelen van de casemanager, omdat die zijn aanvragen om kortdurend re-integratieverlof niet zou hebben doorgestuurd naar de selectiefunctionaris.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Zwolle heeft op 5 augustus 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Z1-2022-000059). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. H. Külcü, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en zijn – waarnemend – raadsvrouw, mr. M. Uslu, gehoord op de zitting van 10 januari 2023 in de PI Lelystad.

De directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen, omdat hij is verhinderd. De beroepscommissie heeft daarna de directeur in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt nader schriftelijk toe te lichten, naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de zitting. De beroepscommissie heeft op 19 januari 2023 van de directeur een schriftelijke reactie ontvangen. Klager en zijn raadsvrouw zijn daarvan in kennis gesteld.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

In de maanden voorafgaand aan het indienen van zijn beklag op 21 januari 2022 heeft klager tien schriftelijke verzoeken tot kortdurend verlof ingediend bij zijn casemanager. Klager heeft op 21 januari 2022 vernomen dat geen enkele verlofaanvraag door de casemanager was ingediend bij de selectiefunctionaris. De laatste drie aanvragen heeft klager binnen de termijn van zeven dagen voorafgaand aan de klacht ingediend. Ter zitting heeft klager aangegeven dat hij meent deze aanvragen te hebben ingediend op 14, 16 en 19 januari 2022. Om die reden is klager ontvankelijk in zijn beklag.

Klager heeft geen kopieën van zijn verlofaanvragen ontvangen, ondanks zijn verzoeken daartoe. Klager heeft een moeizaam re-integratietraject meegemaakt, waarin veel is misgegaan. Het gedrag van klager is aldoor aangemerkt als goed tijdens zijn detentie, zo blijkt uit de overgelegde stukken. De verlofaanvragen waren niet op voorhand kansloos.

Er is sprake van motiveringsgebreken, doordat de relevante stukken in de procedure niet zijn overgelegd. Geen enkele verlofaanvraag is gevoegd in deze zaak.

Er zouden volgens de directeur redenen zijn waarom de aanvragen niet zouden zijn doorgeleid. De verschillende modaliteiten van fasering raken het onderwerp van de verlofaanvragen echter niet. Men kan immers met kortdurend verlof gaan, zelfs als men niet deelneemt aan een BBA/PP-traject. Daarnaast is niet onderbouwd waarom de coronamaatregelen nog een probleem zouden opleveren voor het verwerken van verlofaanvragen.

De belangrijkste reden voor de verlofaanvragen voor klager was het aanhalen van de familiebanden met zijn dochtertje. Dit was ook een van de hoofddoelen in zijn detentie en re-integratieplan. Waar is aangegeven dat er geen zwaarwegende redenen zouden zijn voor re-integratie, geldt dat dit de aanleg van een verkeerd criterium betreft. Bovendien is het aan de selectiefunctionaris om te beoordelen of de verzoeken voldoende onderbouwd zijn.

Primair wordt verzocht de klacht terug te zenden naar de Commissie van Toezicht ter inhoudelijke beoordeling, subsidiair wordt verzocht om het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen.

Voor wat betreft hetgeen klager en zijn raadsvrouw ter zitting nader hebben toegelicht, wordt verwezen naar het verslag van horen.

Standpunt van de directeur

De directeur verwijst naar zijn verweerschrift in de beklagprocedure. Uit niets blijkt dat er tien verzoeken zijn ingediend dan wel dat er is verzocht om kopieën.

Naar aanleiding van de vragen van de beroepscommissie heeft de directeur de instructie en procedure met betrekking tot een verzoek om kortdurend re-integratieverlof en een voorbeeld van een aanvraagformulier, toegezonden. Alle aanvragen worden, zodra de aanvraag compleet is, aan alle voorwaarden is voldaan en alle adviezen binnen zijn, ingestuurd naar de Divisie Individuele Zaken (DIZ). Hier staat geen wettelijke termijn voor. Op verzoek wordt een kopie daarvan verstrekt. Het is volgens de directeur niet te achterhalen of en op welke data welke verlofaanvragen klager heeft ingediend en welke zijn doorgestuurd naar DIZ, omdat de dossiers zijn afgesloten en het inrichtingsdossier is vernietigd, nu klager langer dan zes maanden weg is uit de PI. Om die reden kunnen ingediende verlofaanvragen en ook het vrijhedenadvies niet aan de beroepscommissie worden overgelegd.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Hoewel niet meer vast te stellen is wanneer klager zijn aanvragen om kortdurend re-integratieverlof heeft ingediend, is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klager binnen de termijn van zeven dagen beklag heeft ingesteld, gelet op klagers stelling dat hij op 21 januari 2022 heeft vernomen dat geen van zijn verlofaanvragen zijn ingediend en de door klager ter zitting genoemde data waarop hij de laatste drie aanvragen heeft ingediend. Om die reden zal de beroepscommissie klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen. Om proceseconomische redenen zal zij zelf inhoudelijk op het beklag beslissen.

Inhoudelijk

De beroepscommissie zal het beklag ongegrond verklaren, omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de casemanager onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Voor dat oordeel is in de eerste plaats van belang dat onduidelijk is gebleven wanneer klager zijn aanvragen precies heeft ingediend (behalve de aanvragen vlak voor het indienen van het klaagschrift). Daardoor is het ook niet duidelijk hoelang de verschillende aanvragen bij de casemanager zijn blijven liggen. Daarnaast volgt uit het verweer van de directeur in beklag dat de casemanager wel contact heeft gehad met klager over de verlofaanvragen, (mede) naar aanleiding van zijn wisselende wensen ten aanzien van zijn re integratietraject en de coronamaatregelen die in de winter van 2021/2022 nog een rol speelden.

Hoewel het uiteindelijk aan klager is om te beslissen of hij zijn verlofaanvragen wil voorleggen aan de DIZ (vergelijk RSJ 19 oktober 2020, R-20/7704/GA), is het logisch dat er enige tijd mee gemoeid is om – bijvoorbeeld – adviezen op te vragen en om in samenspraak met klager het beste traject uit te denken. Er moet in dat kader voortvarend worden gehandeld, maar er is geen (wettelijke) termijn waarbinnen een en ander moet gebeuren. Klager heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat en wanneer er volgens hem precies onvoldoende voortvarend zou zijn gehandeld. Overigens had klager ook zelf rechtstreeks bij de DIZ een verlofaanvraag kunnen indienen (vergelijk RSJ 24 januari 2020, R-19/4109/GA).

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 17 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. C.N. Dijkstra, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven