Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30069/GB, 16 februari 2023, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30069/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    16 februari 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP). 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 24 oktober 2022 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De beoordeling
De beroepscommissie wenst op te merken dat het onwenselijk is dat verweerder pas na acht maanden een beslissing heeft genomen op het door klager ingediende verzoek tot deelname aan een PP. Tegen niet-tijdig beslissen kan evenwel slechts worden opgekomen bij de beroepscommissie door beroep in te stellen tegen een (fictieve) weigering om een beslissing te nemen op een verzoek of bezwaarschrift. Nadat de beslissing is genomen, kan niet meer worden opgekomen tegen het niet-tijdig beslissen. 

Uit de stukken komt naar voren dat klager op 25 februari 2022 een verzoek heeft gedaan tot deelname aan een PP. Dit verzoek is op 28 februari 2022 door verweerder ontvangen. Op 28 februari 2022 heeft de inrichting laten weten het verzoek in behandeling te hebben genomen. Op 19 juli 2022 is door de inrichting aangegeven dat het verzoek nog steeds in behandeling was. Verweerder geeft aan ook op 31 mei 2022 aan de inrichting te hebben verzocht om het verzoek met onderliggende stukken en adviezen te onderbouwen. Op 24 oktober 2022 heeft de inrichting aangegeven dat klager het verzoek tot deelname aan een PP heeft ingetrokken, omdat de reclassering negatief zou adviseren. Stukken omtrent een intrekking van het verzoek zijn niet terug te vinden in het digitale penitentiair dossier, aldus verweerder. 

Verweerder geeft aan dat enkel negatief beslist kon worden op het verzoek, nu verweerder geen stukken en adviezen vanuit de inrichting heeft ontvangen. Daardoor kon het verzoek van klager niet worden getoetst aan de wet- en regelgeving. Dit komt de beroepscommissie niet onredelijk voor. 

Voor zover klager zich beklaagt over het handelen van het inrichtingspersoneel ten aanzien van zijn verzoek om deelname aan een PP, overweegt de beroepscommissie dat klager hiertegen beklag had kunnen stellen bij de beklagcommissie. 

Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 16 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven