Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30828/GB, 3 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          23/30828/GB

    

           

Betreft [Klager]

Datum 3 maart 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 4 oktober 2022 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 18 oktober 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. P.J.A. van de Laar en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op grond van het vestigingsadres volgt een selectie voor de PI Vught. Een nadere toelichting ontbreekt echter. Bij het voorkeursgesprek met de casemanager van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn heeft klager duidelijk kenbaar gemaakt waarom het vestigingsadres is gelegen in […]. Dit betreft het woonadres van zijn moeder. Klager wil niet dat zijn vriendin – die in […] woont – en zijn twee kinderen worden belast met het gegeven dat klager is gedetineerd. Klager en zijn vriendin hebben met de kinderen besproken dat hij op werkvakantie is, omdat dit geaccepteerder is dan gedetineerd zijn.

Klager heeft op […] twee bedrijven overgenomen, die zijn gevestigd in […]. Klagers nieuwe netwerk en omgeving weten niet beter dan dat hij in het buitenland bezig is met een project. Klager moet namelijk vertrouwen kweken om op de juiste wijze te kunnen groeien en bouwen.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing genomen op grond van onvoldoende informatie, zonder hoor en wederhoor en zonder dat aan klager het dossier is overgelegd. Klager verzoekt om aan hem een schadevergoeding toe te kennen en om de proceskosten te vergoeden.

Standpunt van verweerder

Omdat klagers detentie de toegestane acht weken in het arrestantenregime zou overschrijden, is hij geselecteerd voor een reguliere gevangenis. Het laatste bekende vestigingsadres van klager is gelegen in […]. Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is klager dan ook terecht geselecteerd voor de PI Vught. Klager heeft niet aangegeven dat hij van plan is om zich na zijn detentie ergens anders te vestigen. In dat kader is er geen noodzaak om klager over te plaatsen naar een inrichting in de regio van […].

Er is begrip voor dat klager zijn kinderen niet op de hoogte heeft gesteld van zijn detentie, maar dat kan geen reden zijn om hem over te plaatsen naar een inrichting in de buurt van zijn vriendin. Bovendien volgt uit informatie van de PI Vught dat klager niet wil dat zijn vriendin en kinderen op bezoek komen. Tegen familie en bekenden heeft klager gezegd dat hij op rondreis is in […]. Dat klager er ook voor heeft gekozen om zijn zakelijke relaties niet op de hoogte te stellen van zijn detentie, is eveneens geen reden om een overplaatsing naar een inrichting in de regio van […] te rechtvaardigen. Een overplaatsing maakt het gedetineerd zijn niet anders.

Voor het overige wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden beslissing.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in (het arrestantenregime van) de gevangenis van de PI Alphen. Op 10 oktober 2022 is hij geplaatst in de gevangenis van de PI Vught, omdat zijn verblijf in het arrestantenregime de maximale duur zou overschrijden.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

De vraag van welk arrondissement van vestiging moeten worden uitgegaan – gelet op de om klager moverende redenen om bewust het woonadres van zijn moeder als vestigingsadres te laten aanmerken – kan vanwege de volgende overwegingen in het midden worden gelaten.

De beroepscommissie komt de beslissing tot overplaatsing naar een (reguliere) gevangenis als zodanig niet onredelijk of onbillijk voor. Klager had immers recht op een spoedige uitplaatsing uit het arrestantenregime. De beroepscommissie komt de beslissing om klager in dat kader te selecteren voor de PI Vught evenmin onredelijk en onbillijk voor.

Uit inlichtingen van de PI Vught komt immers naar voren dat klager niet wil dat zijn vriendin en kinderen hem in de gevangenis komen bezoeken en dat klager tegen familie en bekenden heeft gezegd dat hij op rondreis is in […]. De wens van klager om het gegeven dat hij in detentie zit niet openlijk te delen met zijn kinderen, familie, kennissen en zakenrelaties (al dan niet woonachtig c.q. gevestigd in de omgeving van […]) is navolgbaar, maar de beroepscommissie begrijpt juist hierom niet waarom klager niet in de PI Vught maar in een andere inrichting zou moeten verblijven. Het is de beroepscommissie – anders gezegd – niet duidelijk dat, waarom en van wie klager bezoek zou willen ontvangen als hij in één van zijn voorkeursinrichtingen zou verblijven, terwijl hij voor zijn netwerk juist wil verbergen dat hij is gedetineerd.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie nog het volgende. Voor zover klager heeft aangevoerd dat de bestreden beslissing is genomen zonder dat hem het dossier is overgelegd, geldt dat klager in ieder geval in het kader van deze beroepsprocedure (alsnog) het volledige dossier is toegestuurd. Voorts is, anders dan klager stelt, geen sprake van een schending van het beginsel van hoor- en wederhoor, nu klager in de gelegenheid is gesteld schriftelijk zijn bezwaren kenbaar te maken. Met betrekking tot het verzoek om de proceskosten te vergoeden geldt tot slot dat de Penitentiaire beginselenwet een dergelijke mogelijkheid niet kent.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 3 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter