Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30428/GA, 14 februari 2023, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30428/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    14 februari 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van zeven dagen, vanwege klagers gezondheidstoestand, ingaande op 26 september 2022.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 30 oktober 2022 (de beroepscommissie begrijpt: 31 oktober 2022) klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (IJ-2022-001489). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman, mr. M. de Reus, gehoord op de zitting van 20 januari 2023 in het Justitieel Complex Zaanstad. De directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ontvankelijkheid
Klager stelt op tijd beklag te hebben ingesteld. Hij is op 26 september 2022 middels een ordemaatregel in een afzonderingscel geplaatst. Klager stelt dat hij ernstig ziek is geweest door corona (en heeft daarbij last van allergie, COPD, maag- en slokdarmproblematiek en PTSS) waardoor hij uiteindelijk pas op de zesde (de beroepscommissie begrijpt: zevende) dag (te weten: 3 oktober 2022) in staat is geweest om een klaagschrift te schrijven welke hij meteen, en derhalve op tijd, heeft ingediend. Klager begrijpt niet hoe het kan dat er een stempel van 5 oktober 2022 op de envelop van zijn klaagschrift staat, nu klager de envelop op 3 oktober 2022 in de brievenbus heeft gedaan. De brievenbus wordt aan het einde van de dag en soms pas de volgende dag geleegd. De brievenbus zou elke dag geleegd moeten worden maar dat gebeurt dus niet altijd.

Inhoudelijk
Klager heeft op 26 september 2022 op de bel in zijn cel gedrukt omdat hij hulp nodig had aangezien zijn gezondheid in gevaar was. Klager was in shock, had last van zijn hart, kreeg geen lucht, kon zijn armen en benen niet bewegen en zakte in elkaar. Klager belde omdat hij hulp wilde, maar werd vervolgens in de isoleercel geplaatst wegens het vermoeden dat hij drugs zou hebben gebruikt. Klager is chronisch ziek en heeft allerlei aandoeningen waarvan de inrichting op de hoogte is. Zij hadden dan ook in zijn medisch dossier moeten kijken alvorens zij hem in de isoleercel plaatsten. Klager voelde zich hierdoor niet serieus genomen en heeft direct zijn vrouw gebeld. Omdat er in 80% van de gevallen drugs in het spel is, zijn ze daar zomaar vanuit gegaan. Pas de volgende dag is klager weer uit de isoleercel gehaald omdat de inrichting een e-mail van klagers vrouw had ontvangen, waarin zij aangaf ongerust te zijn. Er zijn geen excuses aangeboden, terwijl klager corona bleek te hebben en dus geen drugs had gebruikt. Het enige wat klager eigenlijk wilde was een gesprek met de medische dienst en met de directeur en excuses voor de hele gang van zaken. Klager verzoekt om het beroep gegrond te verklaren en aan hem een passende tegemoetkoming toe te kennen. 

Standpunt van de directeur
De directeur heeft in beroep geen standpunt ingenomen.

3. De beoordeling
Ontvankelijkheid
Klager is op 26 september 2022 middels een ordemaatregel in afzondering geplaatst. Klager geeft aan dat hij corona had en dat hij zich pas op 3 oktober 2022 in staat voelde om een klaagschrift in te dienen. Het klaagschrift dateert van 3 oktober 2022, de envelop (waar het klaagschrift zich in bevond) is gedagtekend op 5 oktober 2022 en is op 6 oktober 2022 door de Commissie van Toezicht ontvangen. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), dient het klaagschrift uiterlijk te worden ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. 

Klagers klaagschrift is twee dagen na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 61, vijfde lid van de Pbw, gedagtekend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Niet weersproken is dat klager besmet was met het coronavirus en daar behoorlijk ziek van was. Daarbij heeft klager aanzienlijk onderliggend lijden, hetgeen klager met stukken heeft onderbouwd. De beroepscommissie acht het dan ook aannemelijk dat klager te ziek was om tijdig beklag in te stellen en acht een termijnoverschrijding van twee dagen in dit geval verschoonbaar. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen het beklag in eerste en enige instantie inhoudelijk behandelen.

Inhoudelijk
Uit de stukken komt naar voren dat op 26 september 2022 een melding binnen is gekomen dat klager aan het kokhalzen/overgeven was en dat hij niet meer aanspreekbaar was. Klager is gezien door de medische dienst en zij vermoedden dat klager mogelijk drugs had gebruikt. De medische dienst heeft geadviseerd om klager in afzondering met cameraobservatie te plaatsen, om zo zijn gezondheidstoestand goed in de gaten te kunnen houden. Klager kwam op de directeur wazig over, alsof hij stomdronken was. Daarbij verklaarde klager dat hij net uit een psychose was gekomen en dat hij kort daarvoor EMDR therapie zou hebben gehad. De directeur heeft zekerheidshalve het advies van de medische dienst opgevolgd, om zo klager ook in de nacht in de gaten te kunnen blijven houden.

Gelet op de omstandigheden waaronder klager in zijn cel is aangetroffen begrijpt de beroepscommissie dat de directeur geen risico’s heeft willen nemen en het advies van de medische dienst heeft opgevolgd. Voorts is van belang dat de ordemaatregel niet langer heeft geduurd dan strikt noodzakelijk was en na één dag al is beëindigd. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de directeur de ordemaatregel in redelijkheid en billijkheid op heeft kunnen leggen. De beroepscommissie verklaart het beklag ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.


Deze uitspraak is op 14 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, drs. W.M. van der Vlist en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven