Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0528/GA, 4 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/528/GA

betreft: [klager] datum: 4 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 februari 2008 van de beklagcommissie bij de locatie De Marwei te Leeuwarden

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. W. Boonstra, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet mogen bijwonen van de begrafenis van zijn stiefvader in het kader van incidenteel verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Op 10 januari 2008 is aan klager incidenteel verlof verleend voor het bijwonen van de begrafenis van zijn stiefvader op 11 januari 2008. Het verlof diende onder begeleiding te geschieden. De officier van justitie stelde de eis van de begeleiding.
Klager
is van mening dat de directeur zich onvoldoende heeft ingespannen om het verlof mogelijk te maken. De directeur heeft bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) verzocht om het vervoer en de begeleiding te regelen. Toen de DV&O liet weten geen
begeleiding te kunnen verzorgen, heeft de directeur het verlof niet door laten gaan. Nu enkel begeleiding noodzakelijk was, had personeel van de inrichting klager kunnen begeleiden. Dit is immers ook gebeurd toen klager op 16 februari 2008 in de
gelegenheid werd gesteld om het graf van zijn stiefvader te bezoeken.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij nog het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd.
Klager heeft om incidenteel verlof verzocht om de begrafenis van zijn stiefvader te mogen bijwonen. Op 10 januari 2008 meldde de officier van justitie desgevraagd geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van incidenteel verlof, mits klager zou worden
begeleid. Op 10 januari 2008 is aan de DV&O verzocht het transport en de begeleiding van dat incidenteel verlof te willen verzorgen. Aan de directeur werd gemeld dat dit niet mogelijk was. Aan klager is dit medegedeeld. Op 14 januari 2008 is contact
gezocht met de officier van justitie om na te gaan of er mogelijkheden waren om klager in staat te stellen het graf van zijn stiefvader te bezoeken. De officier van justitie ging akkoord met begeleiding door medewerkers van de afdeling maatschappelijke
dienstverlening. Klager heeft daarop op 16 januari 2008 het graf bezocht. De directeur begrijpt dat een en ander een teleurstelling is geweest voor klager. De locatie heeft standaard zelf geen personeel beschikbaar voor de begeleiding van dergelijke
transporten. Ook is de directeur van mening dat het geen taak is voor medewerkers van de afdeling maatschappelijke dienstverlening of voor de geestelijk verzorger om dergelijke transporten te begeleiden. Uit humane overwegingen is ingestemd met
begeleiding bij het bezoek aan het graf. Overigens is de directeur van mening dat het bezoeken van de uitvaart van een stiefouder niet valt binnen de mogelijkheden genoemd in artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de
Regeling). Het verzoek om incidenteel verlof had daarom ook afgewezen kunnen worden.

3. De beoordeling
Artikel 21 van de Regeling luidt – voor zover hier van belang -:
“1. Incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
2. Incidenteel verlof kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden.
(...)”
Hoewel het bijwonen van de begrafenis van een stiefvader niet staat vermeld in de bepalingen omtrent incidenteel verlof (art. 21 e.v. van de Regeling), kan aan dit punt voorbij worden gegaan nu het incidentele verlof in eerste instantie is verleend. De
vraag die beantwoording behoeft is of de directeur alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verlangd kon worden om dat verleende verlof doorgang te laten vinden. Nu een en ander op korte termijn georganiseerd diende te worden en de officier van
justitie begeleiding - niet bewaking - als voorwaarde voor de verlening van dat verlof had gesteld, moet worden geoordeeld dat de beslissing om - bij gebreke van medewerking door de DV&O, welke dienst doorgaans voor begeleiding dient te zorgen - dat
verlof niet door te laten gaan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk was. Zulks geldt temeer nu klager korte tijd later in de gelegenheid is gesteld het graf van zijn overleden stiefvader te bezoeken. De
uitspraak van de beklagcommissie zal daarom, met verbetering van de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven