Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0610/JZ, 9 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/610/JZ

betreft: [klager] datum: 9 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29 y Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift van

de directeur van de jeugdzorginstelling Ottho Gerhard Heldring Stichting te Zetten, verder te noemen de instelling,

gericht tegen een uitspraak van 6 maart 2008 van de klachtencommissie bij voormelde instelling, gegeven op een klacht van [...], geboren [1991], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2008, gehouden in de justitiële jeugdinrichting Den Engh te Den Dolder, zijn namens de directeur van bovengenoemde jeugdzorginstelling gehoord [...], adjunct-directeur, en [...], juridisch
beleidsmedewerkster.
Klaagster heeft zich aan de behandeling onttrokken en is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
De klacht betreft de omstandigheid dat klaagster geen mannelijke medepatiënten alleen op haar kamer mocht ontvangen vanaf december 2007.

De klachtencommissie heeft de klacht gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de instelling wordt gewerkt met het Sociaal Competentie Model Plus (SCM+), dat op zichzelf een beperking is als bedoeld in artikel 29p Wjz en in het behandelplan wordt opgenomen om te kunnen worden toegepast.
Van het SCM+ maakt het faseringssysteem onderdeel uit. Dit houdt in dat jeugdigen bij binnenkomst worden beperkt in hun vrijheden en gaandeweg vrijheden kunnen verdienen, maar ook weer kunnen verliezen. In dat kader is klaagster teruggezet in fase 3,
wat inhoudt dat zij vanaf december 2007 geen mannelijke medepatiënten alleen op haar kamer mocht ontvangen. Zij mocht wel met jongens omgaan, maar niet op haar kamer met gesloten deur. In de stukken wordt de suggestie gewekt dat dit verband houdt met
de
omstandigheid dat klaagster de prikpil niet wil gebruiken, maar klaagster is los daarvan in het kader van haar behandeling in fase 3 teruggezet, omdat zij bezoek van jongens op haar kamer niet aankan (loverboy-kwestie) en overigens ook omdat klaagster
heeft aangegeven zwanger te willen worden om zo weg te kunnen komen uit de instelling.
Er is geen sprake van een bezoekbeperking als bedoeld in art. 29q, tweede lid, Wjz, dat ziet op extern bezoek, maar van het toepassen van het in het hulpverleningsplan opgenomen hulpverleningsprogramma SCM+, zoals bedoeld in artikel 29p Wjz. Het geven
of weer innemen van vrijheden als zodanig zijn geen extra beperkende maatregelen, maar pedagogische middelen ter ondersteuning van de behandeling die niet in het hulpverleningsplan hoeven te zijn opgenomen of op de huisregels gebaseerd hoeven te zijn
om
toegepast te kunnen worden. Daarmee wordt bekeken of jeugdigen bepaalde dingen aankunnen, zoals bijvoorbeeld bezoek van mannelijke patiënten op de eigen kamer.

Klaagster heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de klachtencommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van het in de artikelen 29 w en y Wjz neergelegde klachtrecht kunnen de klachtencommissie en de beroepscommissie oordelen over klachten tegen beslissingen van de directeur als bedoeld in artikel 29h, zesde lid, tweede volzin, Wjz, artikel 29o,
derde lid, Wjz, artikel 29p, tweede lid, Wjz, artikel 29q, derde lid, Wjz en artikel 29r, derde en vierde lid, Wjz, en over de toepassing van artikel 29t Wjz, of een beslissing aangaande verlof als bedoeld in artikel 29v Wjz.

De beslissing van de directeur inzake de beperking van mannelijk bezoek op de eigen kamer van klaagster is blijkens mededeling van de directeur opgelegd als een opvoedkundige interventie binnen de behandeling van klaagster volgens het SCM+.
Reeds op die grond komt de beroepscommissie, ander dan de beklagcommissie, tot het oordeel dat de onderhavige beslissing van de directeur niet kan worden aangemerkt als een bezoekbeperking als bedoeld in artikel 29q, tweede lid, Wjz.

Evenmin kan de onderhavige beslissing van de directeur worden opgevat als het toepassen van een in het hulpverleningsplan opgenomen behandelingsprogramma als bedoeld in artikel 29p, tweede lid, Wjz, nu de beslissing is genomen als een opvoedkundige
interventie binnen de behandeling van klaagster volgens het SCM+. Daarmee valt de onderhavige bezoekbeperking immers onder de behandeling van klaagster,
waarin noch de klachtencommissie noch de beroepscommissie kan treden.

De bezoekbeperking valt onder geen der andere artikelen waarop het klachtrecht van de artikelen 29w en y ziet.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de onderhavige bezoekbeperking niet kan worden aangemerkt als een beslissing waarover geklaagd kan worden en dat de klachtencommissie klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht had moeten verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de klachtencommissie en verklaart klaagster alsnog niet-ontvankelijk in haar klacht.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. J. Calkoen-Nauta en dr. M. Smit, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 9 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven