nummer: 08/971/GA
betreft: [klager] datum: 8 juli 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H. Westendorp, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 april 2008 van de beklagcommissie bij de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [[...], unit-directeur bij voormelde b.b.i..
Klagers raadsman is niet ter zitting verschenen. Klager heeft ter zitting verklaard dat de raadsman verhinderd is in verband met andere werkzaamheden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van aan klager toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van een overplaatsing vanuit de b.b.i. Maashegge naar de p.i. Vught.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het ontruimingsverslag van de locatie Maashegge vermeldt onder meer de sportschoenen waarover is geklaagd. Aan de hand van de goederenlijst die is opgemaakt bij binnenkomst in Vught, kan worden vastgesteld welke goederen klager mist. Het gaat klager
met
name om sportschoenen van het merk Nike, een Cartierhorloge, een witgouden pen en een beker. Toen bij aankomst in Vught bleek dat bepaalde spullen ontbraken, werd klager aangeraden zijn beklag te doen bij de beklagcommissie van Maashegge. De directeur
van de locatie Maashegge voelt kennelijk nattigheid ten aanzien van de vermiste goederen; iedere keer komt er namelijk een andere verklaring. Klager vindt dat er een lijst van voorwerpen zou moeten zijn van goederen die door hem in de inrichting zijn
ingevoerd.
Op zich moet dat niet moeilijk zijn. Voor en na het verlof dient immers steeds ingevuld te worden welke spullen meegenomen en –gebracht worden. Klager heeft dat ook steeds moeten doen, net als bij zijn eerste binnenkomst in Maashegge. Op één van die
lijsten moet het Cartier-horloge vermeld staan.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de inrichting bevindt zich de goederenlijst, waarop staat vermeld wat klager bij zich had toen hij in Maashegge binnenkwam. Naar aanleiding van klagers klachten is binnen de inrichting alles nagezocht. Uit het ontruimingsverslag blijkt dat een en
ander correct is gebeurd en dat al klagers in de verblijfsruimte aangetroffen voorwerpen zijn nagezonden. Op zich biedt de goederenlijst (die bij binnenkomst wordt opgemaakt) slechts een momentopname. Na verlof komen er soms ook goederen de inrichting
binnen die niet meer geregistreerd worden. De directeur kan met zekerheid zeggen dat het door klager als vermist opgegeven Cartierhorloge in geen enkel document als ingevoerd staat vermeld.
3. De beoordeling
Het beklag is ingesteld naar aanleiding van een (gestelde) vermissing van voorwerpen na een overplaatsing vanuit de b.b.i. Maashegge. Klager stelt met name dat die voorwerpen achtergebleven moeten zijn in de b.b.i. Maashegge. Om die reden zou de
directeur van de b.b.i. Maashegge verantwoordelijk zijn voor die vermissing. In beklag en beroep heeft klager aangegeven dat het bij de vermiste voorwerpen met name gaat om een witgouden pen, een Cartierhorloge en een paar sportschoenen van het merk
Nike.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van een naar aanleiding van klagers overplaatsing opgemaakt ontruimingsverslag. Dit verslag is op 6 juli 2007 in de voorgeschreven vorm opgemaakt en ondertekend door twee medewerkers van de inrichting. De door
klager genoemde voorwerpen, staan daarop niet vermeld. Ook blijkt niet van die voorwerpen op de door de directeur overgelegde lijst van voorwerpen die klager bij binnenkomst in de inrichting bij zich had noch worden zij genoemd in de aanvullingen
daarop. Het vorenstaande maakt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de vermissing van de door klager genoemde voorwerpen kan worden geweten aan onzorgvuldig handelen door of namens de directeur. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet
leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, J. Schagen MA en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 juli 2008.
secretaris voorzitter