Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1254/GB, 8 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08\1254\GB

betreft: [klager] datum: 8 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 mei 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 13 juni 2008 door een plv. lid van de Raad gehoord. Klagers raadsvrouw, die niet bij dat horen aanwezig kon zijn, heeft schriftelijk een nadere toelichting op het beroep gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 21 mei 2007 gedetineerd. Na verblijven in huizen van bewaring (h.v.b.) in Rotterdam en Dordrecht is hij, na een kort verblijf in de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught (l.a.a.), op 29 januari 2008 geplaatst in de
EBI. Tegen die beslissing heeft klager beroep ingesteld, welk beroep door de beroepscommissie in haar uitspraak van 21 april 2008 gegrond is verklaard. Bij die gelegenheid is de beslissing van de selectiefunctionaris vernietigd en is aan de
selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Klager heeft bezwaren tegen de beslissing om zijn plaatsing in de EBI te verlengen. Met name heeft hij bezwaar tegen de door de selectiefunctionaris gevolgde procedure. Hij is niet gehoord door de selectiefunctionaris alvorens de beslissing is genomen.
Ook heeft de selectiefunctionaris de overwegingen van de beroepscommissie bij het nemen van de nieuwe beslissing niet in acht genomen, zulks terwijl dit wel had moeten gebeuren.
In zijn op schrift gestelde aantekeningen, welke klager ter zitting heeft overgelegd,
wordt – zakelijk weergegeven – nog het volgende naar voren gebracht.
De selectiefunctionaris heeft de gegrondverklaring van klagers beroep naast zich neergelegd en andermaal klagers verblijf in de EBI verlengd. Klager is verder niet gehoord door de selectiefunctionaris waardoor hij geen ‘eerlijk proces’ heeft gehad.
Klager heeft zich niet kunnen verdedigen tegen de argumenten van de selectiefunctionaris. Alleen al daarom dient het beroep gegrond te worden verklaard. Ten aanzien van de door de selectiefunctionaris aangevoerde gronden voor de verlengingsbeslissing
geldt, dat hij dezelfde gronden gebruikt als eerder in de door de beroepscommissie vernietigde beschikking. Ten aanzien van de eerdere ontsnappingspogingen heeft de beroepscommissie beslist dat deze geen EBI-status rechtvaardigen. Nu klager nooit om
hulp van buiten heeft gevraagd bij een ontvluchtingspoging en hij nooit geweld tegen personen zal gebruiken, is klager van mening dat de kwalificatie ‘extreem vluchtgevaarlijk’ niet op hem van toepassing is. Klager voldoet daarom niet aan de criteria
voor plaatsing in de EBI. Door klagers verblijf in de EBI wordt hij ernstig gehinderd in de goede voorbereiding van zijn verdediging in zijn strafzaak. Hij heeft vanuit de EBI te weinig contactmogelijkheden met zijn raadsman. Ook is het niet goed
mogelijk om vertrouwelijke stukken uit te wisselen met de raadsman. Klager wordt ook bij zijn studie ernstig gehinderd door het verblijf in de EBI. Hem wordt door de directeur studiemateriaal geweigerd en daarnaast ontvangt hij ook de benodigde boeken
niet of veel te laat. Ook klagers sociale contacten worden in ernstige mate belemmerd door het verblijf in de EBI. Klager is van mening dat elk van de door hem aangevoerde argumenten afzonderlijk reeds een grond vormen voor de gegrondverklaring van het
beroep. Daarnaast verzoekt hij om een financiële tegemoetkoming voor de tijd die hij ten onrechte heeft doorgebracht in de EBI

3.2. Klagers raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – nog het volgende aangevoerd:
Allereerst geldt dat klager, in strijd met hetgeen daaromtrent is bepaald, niet is gehoord door de selectiefunctionaris voorafgaand aan de beslissing. De selectiefunctionaris heeft aangevoerd dat klager – bij een geslaagde ontvluchtingspoging – een
onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt. Er is echter sinds de vernietiging van de eerdere beslissing niets veranderd. Klager heeft, anders dan de selectiefunctionaris thans aanneemt, bij ontvluchtingspogingen nog nooit geweld gebruikt. De
omstandigheid dat klager verdacht wordt van het plegen van drugsdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie maken niet zonder meer dat gevreesd moet worden voor het plegen van ernstige geweldsdelicten door klager. Overigens heeft de
beroepscommissie dit argument van de selectiefunctionaris in haar eerdere uitspraak al verworpen. De verwachting van klager, dat hij niet dan wel nauwelijks gestraft zal worden voor de hem verweten feiten, is niet ondenkbeeldig.
Met betrekking tot de overige omstandigheden die door de selectiefunctionaris zijn aangehaald en hebben geleid tot de thans bestreden beslissing geldt het volgende.
Klager heeft nimmer heeft gezegd een ontvluchting uit een Belgische gevangenis, waarbij geweld werd gebruikt, prachtig te vinden. Dit argument, dat ziet op een voorval vóór klagers plaatsing in de EBI, is bij de plaatsingsbeslissing niet eens gebruikt,
kennelijk werd het toen onvoldoende zwaarwegend geacht.
Klager begrijpt niet op grond waarvan hem verweten kan worden dat hij zich in de EBI zou manifesteren als extreem vluchtgevaarlijk. Hij heeft daartoe nooit aanleiding gegeven.
Het rechtvaardigen van een EBI-plaatsing met de verwijzing naar een door klager geschreven liedje gaat te ver. Onbegrijpelijk en onredelijk is om daarvan te veronderstellen dat dit een onaanvaardbaar maatschappelijk risico zou vormen in termen van
recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten.
Met betrekking tot het aantreffen van een aangescherpte paperclip geldt dat die paperclip zich bevond bij de goederen die vanuit de inrichting van herkomst zijn nagezonden. In die inrichting mocht hij ze kennelijk zonder meer in zijn bezit hebben. De
paperclip werd slechts gebruikt als perforatiemiddel om papieren bijeen te houden.
Klager is tijdens het sporten, anders dan de selectiefunctionaris aangeeft, bij het horen van een klikje niet naar de deur gesprint. Hij was klaar met sporten en stond te wachten tot de deur open zou gaan. Toen hij een klikje hoorde heeft hij getracht
die deur te openen. Toen dit niet lukte heeft hij tegen die deur geduwd, meer niet.
Samengevat geldt dat de ‘nieuwe’ door de selectiefunctionaris aangevoerde gronden het langere verblijf in de EBI niet kunnen rechtvaardigen. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren, klager te (laten) overplaatsen naar een inrichting met een
minder beveiligd regime en hem een financiële tegemoetkoming toe te kennen voor de tijd die hij ten onrechte in de EBI heeft moeten verblijven.

3.3. In de uitspraak van de beroepscommissie d.d. 21 april 2007 met kenmerk 08/251/GA is onder 3.2 de inhoud van het selectievoorstel van de directeur van het h.v.b. van de locatie Dordtse Poorten opgenomen. Gelet op de aard van de beslissing
waarvan
beroep, geldt de inhoud daarvan voor hier ingelast en herhaald.

3.4. De selectiefunctionaris heeft klager op 18 januari 2008 in de l.a.a. te Vught gehoord. De – zakelijk weergegeven – inhoud van dat gesprek, dat in voormelde uitspraak met kenmerk 08/251/GB is opgenomen onder 3.3, geldt voor hier ingelast en
herhaald.

3.5. De selectiefunctionaris heeft bij gelegenheid van de behandeling van het beroep met kenmerk 08/251/GB nadere inlichtingen aan de beroepscommissie verstrekt. De inhoud daarvan is onder 3.4 opgenomen in die uitspraak en geldt voor hier ingelast
en
herhaald.

3.6. De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding van het onderhavige beroep schriftelijk – zakelijk weergegeven – nog het volgende naar voren gebracht. Omdat klager eerder door de selectiefunctionaris op 18 januari 2008 ter zake van zijn plaatsing
in de EBI is gehoord, was een nieuw horen niet noodzakelijk. De selectiefunctionaris heeft bij het nemen van zijn (nieuwe) beslissing de overwegingen van de beroeps-commissie – zoals vermeld in de uitspraak d.d. 21 april 2008 – meegewogen. Dat kan
blijken uit hetgeen daaromtrent staat vermeld in de beslissing van 16 mei 2008. Klager heeft op deze reactie schriftelijk gereageerd.

4. De beoordeling
4.1. Het beroep is gericht tegen de beslissing van de selectiefunctionaris, genomen naar aanleiding van een eerdere gegrondverklaring van een beroep van klager tegen de beslissing hem te plaatsen in de EBI.

4.2. Voor zover klager heeft aangevoerd dat hij – terwijl zulks wettelijk verplicht is – niet is gehoord door de selectiefunctionaris alvorens er een (nieuwe) beslissing is genomen, geldt dat door de eerdere uitspraak van de beroepscommissie de
beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 28 januari is vernietigd. De thans in beroep aan de orde zijnde beslissing is daarvoor in de plaats gekomen. De selectiefunctionaris kon bij het nemen van die beslissing gebruik maken van de eerdere – in die
procedure verzamelde – gegevens, waaronder de gegevens van het horen van klager op 18 januari 2008. Er bestaat in een geval als het onderhavige geen wettelijke verplichting om klager nogmaals te horen. Het door klager gestelde niet-horen levert daarom
geen grond op voor gegrondverklaring van het beroep.

4.3. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.4. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.5. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht dienen te worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.6. In haar uitspraak van 21 april 2008 heeft de beroepscommissie reeds overwogen dat in redelijkheid geconcludeerd kon worden dat klager een extreem vluchtrisico vormt en dat niet vast was komen te staan dat klager een onaanvaardbaar
maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt, terwijl ook niet gezegd kon worden dat klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico zou vormen. Gelet daarop voldeed klager noch aan de
criteria van artikel 6 onder a van de Regeling noch aan de criteria van artikel 6 onder b van de Regeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die aannemelijk maken dat klager thans – anders dan ten tijde van het beroep met kenmerk 08/251/GB – niet langer een extreem vluchtrisico vormt. De vraag die daarom beantwoording behoeft is
vervolgens of er thans reden is voor de aanname dat klager wel voldoet aan de overige criteria van artikel 6 onder a of b van de Regeling.
De beroepscommissie beantwoordt die vraag ontkennend. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht, maakt onvoldoende aannemelijk dat er bij klager sprake is van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige
geweldsdelicten of voor een onaanvaardbaar maatschappelijk risico bij een eventuele ontvluchting. De door de selectiefunctionaris aangehaalde feiten en omstandigheden zijn daarvoor onvoldoende zwaarwegend.
Nu klager – zo als hiervoor overwogen – niet voldoet aan de criteria voor een plaatsing in de EBI, dient het beroep gegrond te worden verklaard, met vernietiging van de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris. Aan de selectiefunctionaris zal
worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen binnen drie weken na ontvangst van deze uitspraak.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, zijn er termen om aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op €
300,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 300,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven