Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31464/SGA, 18 januari 2023, schorsing
Uitspraakdatum:18-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          23/31464/SGA

               

Betreft [Verzoeker]

Datum 18 januari 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Vught (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van deelname aan activiteiten, voor de duur van veertien dagen, vanwege het doen van nader onderzoek naar een (mogelijke) poging tot ontvluchting, ingaande op 11 januari 2023 om 15:00 uur en eindigend op 25 januari 2023 om 15:00 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker voert aan dat de politie heeft bevestigd dat de anonieme meldingen over een (mogelijke) ontsnappingspoging ongeloofwaardig zijn. De ordemaatregel wordt nu steeds verlengd, terwijl verzoeker aan activiteiten wil deelnemen.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat op 24 december 2022 een anonieme melding is binnengekomen over een ontsnappingspoging door verzoeker en dat geweld hierbij niet zal worden geschuwd. Verzoeker zou hiertoe, aldus de melding, geld en middelen voorhanden hebben. Naar aanleiding van deze anonieme melding is verzoeker – in afwachting van nader onderzoek – vijf dagen in afzondering in een afzonderingscel geplaatst. Op 28 december 2022 is verzoeker teruggekeerd naar zijn eigen leefruimte en is aan hem een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten voor de duur van veertien dagen opgelegd. Deze ordemaatregel liep af op 11 januari 2023 om 11:00 uur. Naar aanleiding van nieuwe informatie over een mogelijke poging tot ontvluchting en de verspreiding van informatie door verzoeker middels een mobiele telefoon is in overleg met de selectiefunctionaris (namens de Minister voor Rechtsbescherming) en het Gedetineerden Recherche Informatiepunt besloten om de bestreden ordemaatregel op te leggen, waarbij verzoeker deel kan nemen aan het gezamenlijke proces binnen de eigen leefadeling en aldus minder wordt beperkt.  Er is geen sprake van een verlenging van een ordemaatregel, maar van de oplegging van een nieuwe ordemaatregel, aldus de directeur. Met verzoeker is besproken dat – gelet op de bovenstaande informatie – een verzoek tot overplaatsing wordt aangevraagd.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Artikel 5, vierde lid, sub b, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bepaalt dat de oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan een of meer activiteiten is voorbehouden aan de directeur of zijn plaatsvervanger. Op grond van artikel 57, eerste lid, sub b., van de Pbw dient de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, alvorens te beslissen tot oplegging van een dergelijke ordemaatregel. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat ook dit horen in de zin van artikel 57 Pbw uitdrukkelijk is voorbehouden aan de directeur of zijn plaatsvervanger (Kamerstukken II, 1994/95, 24263, nr. 3, p. 70). De voorzitter constateert dat het afdelingshoofd met verzoeker heeft gesproken over de bestreden ordemaatregel. De directeur geeft aan dat het horen door hem geen meerwaarde zou hebben gehad, nu de omstandigheden waar de bestreden ordemaatregel op is gebaseerd, namelijk berichtgeving van buiten, buiten de persoon van verzoeker ligt. De voorzitter overweegt dat nu verzoeker niet door de directeur is gehoord alvorens is beslist tot oplegging van de bestreden ordemaatregel, de bestreden beslissing in strijd met de wet is genomen. Dat verzoeker te kennen gaf “zich niet te kunnen weren of verdedigen”, neemt de hoorplicht van de directeur niet weg. Gelet daarop zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 18 januari 2023 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven