Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28510/GM, 13 februari 2023, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/28510/GM

               

Betreft [Klager]

Datum 13 februari 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de aan hem voorgeschreven medicatie te laat aan hem is verstrekt.

 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

 

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de zitting van 9 december 2022 in het Justitieel Complex Zaanstad. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wilde zijn beroepschrift op tijd naar de RSJ sturen. Hij heeft de eerste keer echter geen postzegel gebruikt. Hij heeft aan iedereen om een postzegel gevraagd, maar kreeg deze niet. Hij kon ook een postzegel bestellen, maar het zou even duren voordat hij deze ook daadwerkelijk kreeg. Volgens de PI was een postzegel niet nodig, maar op het moment dat het beroepschrift terugkwam kwamen ze daarop terug. Diezelfde dag heeft hij het beroepschrift alsnog met een postzegel naar de RSJ gestuurd.

 

Klager werd vanuit het politiebureau in de PI Dordrecht geplaatst. Hij heeft direct aangegeven dat hij medicatie nodig heeft. De PI zou vervolgens informatie hebben ingewonnen bij het politiebureau, maar de vraag is of dat juist is. Bij het politiebureau kreeg klager namelijk wel de juiste medicatie en in de PI niet. De PI had navraag moeten doen bij zijn arts of de apotheek, maar niet bij het politiebureau. Klager heeft ook de naam van de huisarts en diens telefoonnummer doorgegeven aan de PI, met het verzoek om contact op te nemen over de medicatie. Dat is niet gebeurd. Klagers advocaat heeft het ook geprobeerd, maar ook hem lukte het niet. Klager kreeg wel methadon voorgeschreven in de PI, maar dat was maar 5 mg, terwijl klager 25 mg nodig heeft. Uiteindelijk heeft het een week geduurd voordat aan klager de juiste medicatie is verstrekt.

 

Klager heeft zijn medicatie hard nodig. Zonder medicatie slaapt hij slecht, krijgt hij nachtmerries, komen zijn traumatische klachten weer tot leven en is hij onrustig. De volgende dag is hij dan snel geïrriteerd en boos, waar hij op een later moment weer spijt van heeft.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Bij binnenkomst op 16 maart 2022 heeft klager duidelijk gemaakt dat de hoeveelheid methadon die hij krijgt niet klopt. De verpleegkundige heeft het medisch dossier bij de apotheek en huisarts opgevraagd. Op 18 maart 2022 is van het politiebureau een overzicht van Arts en Zorg ontvangen. Daaruit bleek inderdaad dat klager niet de juiste hoeveelheid methadon had ontvangen. Op die dag is gelijk navraag gedaan om alsnog de juiste hoeveelheid voor te schrijven. Op 22 maart 2022 heeft de inrichtingsarts een gesprek gehad met klager, waarin de arts heeft laten weten het spijtig te vinden dat klager niet de juiste medicatie heeft gekregen. Ook heeft de arts gezegd dat geen sprake is van een medische fout en dat er geen compensatie tegenover staat. Maar klager wilde de klacht doorzetten. Op 31 maart 2022 heeft klager wederom een klacht over het niet goed verstrekken van medicatie ingediend. Op 5 april 2022 heeft de arts klager gesproken en uitgelegd dat sommige medicatie niet zomaar wordt verlengd en dat dit altijd in overleg moet met de huisarts. Klager ging met deze uitleg niet akkoord.

 

De inrichtingsarts herkent zich niet in wat klager in zijn beroepschrift heeft geschreven. De medische dienst is altijd met klager in gesprek gebleven. Ook zijn de klachten van klager, als hij daar om verzocht, doorgezet naar de juiste instanties en is hij hierbij geholpen.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

Ingevolge artikel 71d, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt het beroepschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van de mededeling van de medisch adviseur.

 

De vraag die de beroepscommissie eerst moet beantwoorden, is of klager tijdig beroep heeft ingesteld.

 

De mededeling van de medisch adviseur is gedateerd 3 mei 2022. Klager heeft op 10 mei 2022 – dus binnen de beroepstermijn – zijn beroepschrift opgesteld. Hij heeft deze per post verzonden naar de RSJ, maar verzuimd om de envelop van een postzegel te voorzien, waardoor het beroepschrift niet is aangekomen. Klager was in de veronderstelling dat zijn brief ondanks het ontbreken van frankering zou worden verzonden. Klager heeft geprobeerd om tijdig een postzegel te kopen of anderszins te verkrijgen, maar om redenen die hij ter zitting heeft uiteengezet is hem dat niet gelukt, waardoor het beroepschrift weer naar hem is teruggezonden. Op 31 juli 2022 heeft hij opnieuw een brief naar de RSJ gestuurd, met daarbij het oorspronkelijke beroepschrift van 10 mei 2022. In deze brief legt hij uit, zoals hij ook ter zitting heeft gedaan, waarom zijn beroepschrift niet tijdig door de RSJ is ontvangen.

 

Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft – ook in zaken als deze – niet ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de klager in verzuim is geweest (vgl. RSJ 9 april 2020, R-19/5014/GM).

 

De beroepscommissie gaat ervan uit dat klager op tijd beroep heeft willen instellen. Op grond van wat uit de stukken en ter zitting is gebleken over het instellen van beroep, is de beroepscommissie van oordeel dat klager bij het na afloop van de beroepstermijn ontvangen beroepschrift redelijkerwijs niet in verzuim is. Klager is ontvankelijk in zijn beroep en het beroep zal inhoudelijk worden beoordeeld.

 

Inhoudelijk

Klager klaagt erover dat hij bij binnenkomst in de PI Dordrecht niet de aan hem voorgeschreven medicatie heeft ontvangen. Het gaat om methadon, maagtabletten, Seretide Diskus, salbutamol en diazepam.

 

Uit het (medisch) dossier en wat ter zitting is besproken volgt dat klager op woensdag 16 maart 2022 in de PI Dordrecht is geplaatst. De beroepscommissie begrijpt dat de PI diezelfde dag een medicatielijst doorgegeven heeft gekregen van het politiebureau waarvandaan klager was overgebracht. Op 17 maart 2022 heeft een intake plaatsgevonden, waarin klager heeft benadrukt dat hij verschillende soorten medicatie nodig heeft. Op diezelfde dag is een medicatieoverzicht opgevraagd bij de apotheek. Op 23 maart 2022 is geprobeerd contact te zoeken met klagers huisarts. Op 23 maart 2022 is een medicatieoverzicht bij de PI binnengekomen, waarna de medicijnverstrekking aan klager is aangepast.

 

Klager heeft ter zitting gesteld dat hij tussen 17 maart 2022 en 23 maart 2022 sommige medicatie niet of niet in de juiste dosering heeft ontvangen, zoals salbutamol die hij die dagen niet heeft gekregen en methadon die hij in eerste instantie ontving in een dosis van 5 mg in plaats van de voorgeschreven 25 mg per dag. Die stelling is onweersproken gebleven en wordt ook niet weerlegd door de inhoud van het medisch dossier. De beroepscommissie gaat er daarom vanuit dat klager in die periode, mogelijk door onjuistheden in de op 16 maart 2022 van het politiebureau ontvangen medicatielijst, een deel van zijn medicatie niet (in de juiste dosering) verstrekt heeft gekregen. De beroepscommissie ziet ook niet terug in het medisch dossier dat de medische dienst van de PI voldoende actie heeft ondernomen om op tijd te achterhalen welke medicatie klager in welke dosis daadwerkelijk nodig had.

 

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €75, .

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.

 

Deze uitspraak is op 13 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven