Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22006/GA, 9 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22006/GA

           

Betreft [klager]

Datum 9 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat het sportmoment op 25 december 2020 en op 1 januari 2021 geen doorgang heeft gevonden.

 

De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 21 juni 2021 het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van €10,- toegekend (ZS-ZZ-2021-80). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De dagen 25 december 2020 en 1 januari 2021 zijn feestdagen, waardoor er op die dagen sowieso geen sportmomenten waren. Nu het algemeen erkende feestdagen betreft, hebben werknemers het recht om op die dagen geen arbeid te verrichten. Dat is anders voor executief personeel, zijnde penitentiaire inrichtingsmedewerkers. Zij werken wisselend op erkende feestdagen. De sportinstructeurs zijn niet werkzaam op erkende feestdagen en daarom wordt er op die dagen geen sport aangeboden. Bovendien wordt er op erkende feestdagen een aangepast dagprogramma gedraaid, waarbij er enkel wordt gelucht en recreatie wordt aangeboden.

 

Tot slot levert het incidenteel uitvallen van een sportmoment nog geen schending op van de inspanningsverplichting van de directeur.

 

Standpunt van klager

Klager heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

In artikel 48, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is bepaald dat een gedetineerde recht heeft op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende ten minste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet. Op grond van artikel 48, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat daarvoor in aanmerking komende functionarissen in de in het tweede lid bedoelde activiteiten kunnen voorzien. De directeur heeft een inspanningsverplichting om gedetineerden sportmomenten aan te bieden.

 

Vast staat dat de sportmomenten op 25 december 2020 en 1 januari 2021 geen doorgang hebben gevonden, omdat die dagen erkende feestdagen zijn, waarop er geen sportinstructeurs in de inrichting werkzaam zijn. Dat maakt dat klager in die weken geen enkel sportmoment heeft gehad (gelet op de terugbrenging van het sportmoment naar één keer per week in verband met maatregelen rondom het coronavirus).

 

Anders dan de beklagrechter, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur zich voldoende heeft ingespannen om klager te compenseren voor de uitgevallen sportmomenten, door extra recreatie aan te beiden. De beroepscommissie begrijpt dat de door de directeur geboden compensatie voor klager onvoldoende was, aangezien hij liever het sportmoment op een andere dag zou inhalen, maar tegelijkertijd begrijpt de beroepscommissie ook – gelet op de maatregelen rondom het coronavirus – dat het voor de directeur niet mogelijk was om dit op een andere wijze te compenseren.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 9 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven