Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29752/GV, 19 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29752/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    19 januari 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 september 2022 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager de gronden in beroep aangevuld. 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van drie dagen om zijn bedrijf te verkopen. Bij schrijven van 15 september 2022 is bij verweerder aangegeven dat drie kortdurende re-integratieverloven achter elkaar ook soelaas zouden kunnen bieden. Het gaat er in essentie om dat klager persoonlijk naar (onder meer) de bank, de Kamer van Koophandel en zijn bedrijfspand kan gaan. Verweerder is niet ingegaan op het verzoek om drie kortdurende re-integratieverloven. 

Tegen de achtergrond van het voorgaande heeft klager op 12 juni 2022 in de inrichting zakelijk bezoek aangevraagd om de voorgenomen verkoop van zijn bedrijf te kunnen bespreken en voor te bereiden. Dat verzoek is afgewezen. Aan klager is medegedeeld dat alleen in het huis van bewaring (HVB) zakelijk bezoek mogelijk is. Dit is ook met de hand geschreven op het verzoekbriefje en dat verzoekbriefje is naar verweerder verzonden. 

Op 13 juni 2022 heeft klagers raadsvrouw de casemanager op verzoek van klager gevraagd om klager zo spoedig mogelijk te woord te staan om te bespreken op welke wijze hij zijn bedrijf snel kan verkopen. Klager heeft vervolgens zelf een motivatiebrief en diverse stukken, waaronder een stuk van zijn administratiekantoor, aangeleverd bij de casemanager. De casemanager heeft erg lang gedaan over het opstellen en indienen van de aanvraag. Het verzoek om strafonderbreking was vervolgens op 13 september 2022 nog steeds niet ingediend. De koper werd ongeduldig en dreigde de verkoop af te ketsen. Klagers raadsvrouw zag zich daarom genoodzaakt de directeur aansprakelijk te stellen voor de schade die zou kunnen ontstaan als de aanvraag niet binnen een week naar verweerder zou worden gezonden. Vervolgens vernam klagers raadsvrouw dat het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie van de inrichting negatief hadden geadviseerd. Daarop heeft klagers raadsvrouw nog een brief van het administratiekantoor aan verweerder gemaild, waaruit blijkt dat klager persoonlijk aanwezig moet zijn bij de uitvoering van een aantal handelingen. 

Als zakelijk bezoek alsnog zou worden toegestaan, is dat slechts ten dele een oplossing. De koper is niet bereid om naar de inrichting te komen en klager moet ook voor het uitvoeren van andere handelingen de inrichting kunnen verlaten. Klager heeft geprobeerd om vanuit de inrichting bepaalde handelingen uit te voeren, maar dit is niet gelukt.  

Standpunt van verweerder
De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd, omdat de inrichting voldoende mogelijkheden biedt om de verkoop vanuit daar te kunnen regelen. Voor zover klagers raadsvrouw aanvoert dat drie kortdurende re-integratieverloven ook soelaas zouden kunnen bieden, is uit navraag bij de afdeling detentie & re-integratie van de inrichting gebleken dat klager op dit moment nog niet voor kortdurend re-integratieverlof in aanmerking komt. 

Verweerder heeft ook navraag gedaan bij de inrichting over de mededeling met betrekking tot het zakelijk bezoek. Het hoofd van de afdeling detentie & re-integratie heeft aangegeven dat het wél mogelijk is om zakelijk bezoek in de inrichting te ontvangen. Dit geldt ook voor gedetineerden in de gevangenis (hoewel in de huisregels staat aangegeven dat zakelijk bezoek alleen mogelijk is voor gedetineerden die in het HVB verblijven). In deze casus is er volgens het hoofd van de afdeling detentie & re-integratie te weinig oog geweest voor het toepassen van maatwerk, maar ook zou klager onvoldoende hebben aangegeven welke handelingen hij ten aanzien van de verkoop van zijn bedrijf moest verrichten. 

Indien klager door de foutieve informatie nog geen zakelijk bezoek heeft ontvangen, dan is dit vervelend voor hem, maar niet verwijtbaar aan verweerder. Klager kan zich voor deze gang van zaken wenden tot de beklagcommissie bij de inrichting. 

Inmiddels is er vanuit de afdeling detentie & re-integratie opnieuw contact met klager geweest en dit heeft geleid tot een verzoek om incidenteel verlof. Dat verzoek is op 28 december 2022 toegewezen. 

3. De beoordeling
Klager is sinds 19 januari 2022 in Nederland gedetineerd. Hij ondergaat – na een omzetting via de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties – een in Denemarken opgelegde gevangenisstraf van 2557 dagen met aftrek, wegens het binnen Deens grondgebied brengen van vier kilo cocaïne. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 18 augustus 2025.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Daarbij dient de gedetineerde aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden. 

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij de verkoop van zijn bedrijf wil bewerkstelligen. Naar het oordeel van de beroepscommissie was het ten tijde van de bestreden beslissing niet duidelijk dat klagers persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting daarvoor noodzakelijk was. In het vrijhedenadvies van 13 september 2022 staat namelijk dat de inrichting over voldoende mogelijkheden beschikt om de door klager benoemde acties vanuit de inrichting uit te voeren. De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder ten tijde van de bestreden beslissing uit mocht gaan van die informatie. 

Voor zover klagers raadsvrouw namens klager subsidiair heeft verzocht om drie kortdurende re-integratieverloven, overweegt de beroepscommissie als volgt. In artikel 19, tweede en derde lid, van de Regeling is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor kortdurend re-integratieverlof in aanmerking komt (op basis van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerden. 

De beroepscommissie stelt vast dat klager op grond van artikel 19, derde lid, in samenhang met artikel 20, vierde lid, van de Regeling niet in aanmerking kan komen voor kortdurend re-integratieverlof. Van zwaarwegende redenen, zoals bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de Regeling, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken. Daarvan is pas sprake wanneer een gedetineerde bijvoorbeeld een dagbehandeling nodig heeft bij een externe zorgverlener (Kamerstukken II 2018-19, 35 122, nr. 3, p. 18).

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 19 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven