Nummer 23/31266/SGA
Betreft [Verzoeker]
Datum 6 januari 2023
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
[Verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Lelystad (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van activiteiten voor de duur van veertien dagen, vanwege vluchtgevaar, voortgezet crimineel handelen en ongeoorloofde contacten met slachtoffers of nabestaanden en de media, ingaande op 29 december 2022 om 12:00 uur en eindigend op 12 januari 2023 om 12:00 uur.
Verzoekers raadsman, mr. N.M. van Wersch, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de ordemaatregel is opgelegd wegens vluchtgevaar, voortgezet crimineel handelen en ongeoorloofde contacten met slachtoffers, nabestaanden of de media. Ten aanzien van het vluchtgevaar en het voortgezet crimineel handelen benoemt de directeur dat verzoeker op 30 november 2022 tijdens zijn begeleid verlof is gevlucht uit een TBS kliniek. Hierbij heeft verzoeker hulp gekregen. Hij heeft vervolgens samen met zijn helpers een kennis opgezocht die ernstig gewond is geraakt. Daarnaast is geconstateerd dat verzoeker ongeoorloofd contact heeft opgenomen met de buitenwereld. Aan verzoeker is uitgelegd dat dit niet is toegestaan en dat de procedure omtrent mediaverzoeken in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) staat omschreven. De directeur acht het – gelet op de voornoemde risico´s – noodzakelijk om bij wijze van ordemaatregel een aantal beperkende maatregelen op te leggen.
De voorzitter overweegt als volgt.
Uit de schriftelijke beslissing komt naar voren dat verzoeker mag meedoen aan het dagprogramma maar dat hem de navolgende beperkende maatregelen in de vorm van een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten zijn opgelegd:
- Toezicht op het contact met de buitenwereld;
- Het registreren en beluisteren van telefoongespreken;
- Het opgeven van maximaal twaalf telefoonnummers waar verzoeker mee wenst te bellen;
- Het bellen voor maximaal vijftien minuten per dag;
- Het screenen van bezoek;
- Het opnemen en afluisteren van het contact met bezoekers;
- Visitatie na bezoek;
- Geen recht op bezoek zonder toezicht en BeeldBellen Justitiabelen;
- Het controleren van inkomende en uitgaande post;
- Uitgebreide celinspectie: twee keer per maand;
- Buiten de afdeling onder begeleiding;
- Opmaak van dagelijkse rapportage;
- Geen plaatsing in een meerpersoonscel;
- Individueel bezoek met toezicht;
- Geen aanstelling in speciale baantjes;
- Extra beveiligd vervoer.
Op grond van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk is. Uit de Memorie van Toelichting bij de Pbw blijkt dat het kan gaan om de uitsluiting van arbeid, sport en recreatie. In RSJ 30 december 2014, 14/3581/GA is geoordeeld dat deze opsomming niet limitatief is. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kunnen daarentegen de voornoemde beperkende maatregelen niet in de vorm van een ordemaatregel aan verzoeker worden opgelegd. De voorzitter merkt hiernaast op dat de beperkende maatregelen het karakter hebben van toezichtsmaatregelen in het kader van een plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- of maatschappelijk risico (GVM-lijst). Uit de inlichtingen van de directeur komt echter naar voren dat verzoeker pas op 11 januari 2023 in het Operationeel Overleg wordt besproken en dat hij tot op heden niet op de GVM-lijst is geplaatst. Gelet op het voorgaande is de beslissing in strijd met de wet genomen. De voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen en de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 6 januari 2023 gedaan door mr. M.L. Plas, voorzitter, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.
secretaris voorzitter