Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0734/GA, 27 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 08/734/GA

betreft: [klager] datum: 27 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 januari 2008 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) / ISD Haaglanden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 mei 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van voormeld h.v.b./ISD is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen, een cd-speler, een game-cube met toebehoren, baardtrimmer/tondeuse en enkele kledingstukken na een celinspectie gevolgd door een overplaatsing.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij de ontruiming van klagers cel na een opgelegde ordemaatregel is hij persoonlijke voorwerpen kwijtgeraakt. Na deze maatregel is klager overgeplaatst naar een andere inrichting. Van daaruit heeft hij contact opgenomen met de badmeester van het
h.v.b./
ISD Haaglanden. Deze gaf aan dat klagers baardtrimmer was ingevoerd vanuit het h.v.b. Torentijd, maar dat hij geen uitsluitsel kon geven over de vermiste kleding.
Klager verbleef ten tijde van de ontruiming op een tweepersoonscel. Zoals te doen gebruikelijk is de andere gedetineerde gevraagd aan te geven welke goederen van hem waren en welke van klager. Niet valt uit te sluiten dat de medegedetineerde zich
goederen van klager heeft toegeëigend. Klager heeft nog aandacht gevraagd voor zijn spullen.

De directeur heeft naar aanleiding van het ingestelde beroep schriftelijk het volgende aangevoerd.
De badmeester heeft op verzoek van klager op zijn fouilleringlijst gekeken. Daarbij is aangegeven dat de baardtrimmer op de lijst voorkwam. De badmeester is er hierbij van uitgegaan dat een baardtrimmer het zelfde is als een tondeuse.
Klager heeft getekend voor een tondeuse/baardtrimmer, zonder daarbij het voorbehoud te maken dat er behalve een baardtrimmer ook een tondeuse in de fouillering opgeslagen moest zijn. Uit het ontruimingsverslag blijkt evenmin dat er een baardtrimmer op
cel aanwezig was naast de tondeuse in de fouillering. Geconcludeerd kan worden dat met de benaming tondeuse de baardtrimmer wordt bedoeld. De tondeuse is ontvangen door klager, die er voor getekend heeft.

3. De beoordeling
Voorop staat dat een gedetineerde verantwoordelijk is voor de hem toebehorende goederen. In het onderhavige geval is echter sprake van een verblijf op een meerpersoonscel. Niet weersproken is dat, nadat klager van de cel was gehaald, de
medegedetineerde
op de cel is gebleven. Evenmin is weersproken dat deze medegedetineerde, nadat duidelijk was dat klager zou worden overgeplaatst en niet meer in zijn cel zou terugkeren, is gevraagd de goederen aan te wijzen die hem toebehoorden. Van een controle
daarop
is niet gebleken. De verantwoordelijkheid voor de betreffende en klager toebehorende goederen is hierdoor overgegaan op de inrichting. De niet aangewezen goederen zijn vervolgens aan klager verzonden.
Voorts is komen vast te staan dat in elk geval enkele van de door klager genoemde vermiste goederen voorkomen op de binnen de inrichting aanwezige lijsten.
De beroepscommissie acht ook overigens de stelling van klager, dat hij een aantal kledingstukken en andere voorwerpen niet heeft ontvangen na zijn overplaatsing voldoende aannemelijk. Het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien leidt tot
de conclusie dat klager op goede gronden klaagt over de vermissing, die de directeur – zoals hiervoor is overwogen – kan worden toegerekend. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te
worden verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 27 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven