Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28314/GM, 9 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/28314/GM    

           

Betreft [Klager]

Datum 9 januari 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. S. Schilder, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet voldoende zorg krijgt voor zijn diabetes, door aan hem geen diabetesdieet voor te schrijven en door zijn bloedsuikerspiegel te weinig te controleren.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts gehoord op de zitting van 9 december 2022 in het JC Zaanstad. Klager en de raadsvrouw hebben bericht geen gebruik te maken van de gelegenheid om te worden gehoord.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Uit de medische stukken, waar het JC Zaanstad over beschikt, blijkt dat klager diabetes heeft. Aan klager wordt echter geen diabetesdieet voorgeschreven. Klager is al lange tijd bezig met het verkrijgen van een aangepast dieet, maar hij krijgt dit niet. Klager krijgt slechts het advies om minder koolhydraten te eten. Dit is voor hem in de inrichting vrij lastig, omdat vrijwel al het eten uit koolhydraten bestaat.

Volgens de medisch adviseur is onderzoek gedaan naar de bloedsuikerwaardes van klager. Hieruit zou volgen dat klager geen diabetes heeft. Dit is onjuist. Bij klager is wel degelijk diabetes geconstateerd.

Verder heeft de medische dienst te kennen gegeven dat klagers bloedsuikerspiegel maar één keer per jaar zal worden onderzocht. Voor zijn gezondheid moet dit echter minstens één keer per kwartaal worden gecheckt. Ook heeft de inrichting klager niet de mogelijkheid geboden om zijn bloedsuikerspiegel op een andere manier te controleren.

Standpunt van de inrichtingsarts

Er bestaat niet zoiets als een diabetesmaaltijd.

In het verleden is er door klagers huisarts diabetes geconstateerd. Volgens de metingen van het lab bij de inrichting is er echter geen sprake van diabetes, maar van gestoorde bloedsuikers. Klager gebruikt hier ook geen medicatie voor en er is geen speciaal dieet nodig. Klager is meermalen in gesprek gegaan met de (diabetes)verpleegkundige. Tijdens deze gesprekken is er uitleg gegeven over een gezonde leefstijl.

In het JC Zaanstad is er een vaste verpleegkundige van de medische dienst die is gespecialiseerd in diabetes. De bloedwaardes en -suikers van klager worden elke drie maanden gecontroleerd en er is regelmatig contact met klager en de (diabetes)verpleegkundige over dit onderwerp. Desondanks blijft klager verzoeken om diabetesmaaltijden.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat uit het dossier – in het bijzonder het medisch dossier van klagers huisarts – is gebleken dat bij klager diabetes is geconstateerd. De beroepscommissie gaat hier dan ook van uit.

De beroepscommissie is op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, van oordeel dat er geen medische noodzaak bestaat om aan klager andere dan normale voeding voor te schrijven. De inzichten over een speciaal diabetesdieet zijn veranderd. Een speciaal diabetesdieet bestaat niet (meer), althans is niet anders dan het voedingspatroon waarbij het advies wordt gevolgd om gezond en gevarieerd te eten.

Namens klager is verder aangevoerd dat bij hem slechts eenmaal per jaar zijn bloedsuikerspiegel wordt gecontroleerd. Het hoofd zorg heeft echter ter zitting aangevoerd dat klager elke drie maanden door de (diabetes)verpleegkundige wordt gezien, waarbij zijn bloedwaardes en -suikers worden gecontroleerd. Uit het medisch dossier valt ook af te leiden dat deze onderzoeken hebben plaatsgevonden, wat steun geeft aan dat wat namens de inrichtingsarts is aangevoerd.

Gelet op het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 9 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven