Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29917/TB, 9 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/29917/TB    

           

Betreft [klager]

Datum 9 januari 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 6 oktober 2022 beslist klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere.

Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 14 december 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Met de overplaatsing naar de Oostvaarderskliniek is geen recht gedaan aan het door verweerder gevoerde postcodebeleid. Het is niet goed gegaan op De Wierde. Klager moest daar snel weg, maar de plaatsing in de Oostvaarderskliniek kan het beste als een tijdelijke plaatsing ter stabilisatie van klager gezien worden. Klager krijgt daar namelijk niet de juiste behandeling en is daar ongelukkig. Hij verblijft daar afgezonderd op zijn eigen kamer. Het gaat daar niet goed met hem. Via klagers tante heeft klagers raadsman gehoord dat klager klinkt als een angstig vogeltje, zoals destijds tijdens zijn verblijf in de Pompestichting.

Klager heeft voorkeur voor overplaatsing naar FPC De Kijvelanden omdat die kliniek in de regio van zijn steunende netwerk, met name zijn tante, is gelegen. Zijn tante is, zoals beschreven in de overgelegde pro justitia rapportage van februari 2022, een beschermende factor en bezoekt klager vier tot vijf keer per jaar. Als klager in De Kijvelanden verblijft, kan zij hem vaker bezoeken. Daarvan kan ook mogelijk een delictdempende werking uitgaan. Klagers tante is een vrouw met visie en een prettige sparringspartner. Zij stelt vragen, staat kritisch ten opzichte van klager en denkt mee over wat in klagers belang is. Mogelijk was zij destijds niet of onvoldoende in beeld.

Een ander voordeel is dat De Kijvelanden beschikt over een afdeling voor zeer intensieve zorg en dat klager daar makkelijker op te plaatsen is zodra dat nodig mocht zijn. Het is gelet op klagers historie, beter voor klager en het personeel als klager zo min mogelijk wordt overgeplaatst.

 

Standpunt van verweerder

Aan de bestreden beslissing ligt het overplaatsingsverzoek van FPC Van der Hoeven Kliniek ten grondslag. Daarin staat dat klager in de longcare-voorziening De Wierde op een individuele afdeling voor patiënten met een intensieve zorgbehoefte verbleef en dat daar dezelfde dynamiek zichtbaar was als in voorgaande klinieken, waarbij terugkerend sprake is van aanzienlijke spanningsopbouw vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek. Klager gaf blijk van motivatie voor behandeling, maar was in de praktijk nauwelijks in staat om daaraan uitvoering te geven. Hij verviel regelmatig in verbaal agressief en dreigend gedrag, waarna hij op 19 juli 2022 een begeleider een stomp tegen het hoofd heeft gegeven. Alleen door tussenkomst van collega’s en een medepatiënt is voorkomen dat de begeleider ernstig letsel heeft opgelopen. Er is aangifte van mishandeling gedaan. Na multidisciplinair overleg is besloten dat de longcare benadering niet passend is voor klager en is om overplaatsing verzocht.

Voor plaatsing binnen FPC Van der Hoeven Kliniek bestond een wachttijd van minimaal twee maanden, terwijl op De Wierde tot uiterlijk 7 oktober 2022 een plek beschikbaar was. Voor overplaatsing naar FPC De Kijvelanden bedroeg de wachttijd acht tot twaalf maanden. Een lange wachttijd is een contra-indicatie voor regioplaatsing (paragraaf 3.4. onderdeel e, plaatsingskader TBS dwang). Continuïteit van behandeling weegt zwaarder dan klagers voorkeur die op zich begrijpelijk is. Binnen de Oostvaarderskliniek was als eerste plek voor klager. Daarom kon gerechtvaardigd worden beslist tot overplaatsing van klager naar de Oostvaarderskliniek, waarbij tijd een beslissende factor is geweest.

De Kijvelanden heeft een afdeling voor zeer intensieve zorg, maar er kan niet op de feiten vooruit worden gelopen. Klager heeft geen EVBG-status en verweerder heeft geen informatie dat de Oostvaarderskliniek die status zou willen aanvragen.

Uit navraag bij de Oostvaarderskliniek komt verder naar voren dat klagers netwerk, met name zijn tante, tevreden is als eenmaal per twee en een halve maand op bezoek bij klager kan worden gekomen.  Zijn tante wil enige afstand bewaren, hetgeen ook staat vermeld in de door klagers raadsman overgelegde pro justitia rapportage. Ook kan contact via telefoon en post worden onderhouden. Verder wordt de familie betrokken bij klagers behandeling. Klager verblijft op een kleine afdeling voor maximaal zeven patiënten met veel begeleiding. Er zijn momenten dat klager dan wel en dan weer niet gemotiveerd is voor behandeling. Klager heeft een beperkt programma, dat soms kan worden uitgebreid en soms weer beperkt moet worden. Fysieke agressie wordt voorkomen door geïntegreerde beveiliging en ingrijpen bij toename van spanningen bij klager. Volgens de Oostvaarderskliniek is interne overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling nog niet mogelijk. Perspectief voor klager hangt af van hoe klager de komende periode omgaat met agressieregulatie en hoe verder vorm kan worden gegeven aan de behandeling in de kliniek die nu nog in de beginfase is.

 

3. De beoordeling

Aan klager was, voor zover hier van belang, vanwege agressie naar personeel van een GGZ-instelling de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Deze maatregel is bij onherroepelijk geworden uitspraak omgezet in de maatregel van (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is vervolgens geplaatst in de Pompestichting.

Op verzoek van de Pompestichting van 12 oktober 2021 heeft verweerder besloten klager te plaatsen in de longcarevoorziening van de Wierde van FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht. Klager is daar op 9 maart 2022 opgenomen, maar vervolgens op verzoek van die kliniek overgeplaatst naar een ander FPC. Verweerder heeft besloten klager over te plaatsen naar de Oostvaarderskliniek. Klager is het niet eens met de keuze voor de Oostvaarderskliniek.

 

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

 

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting, heeft verweerder klager in redelijkheid in het belang van klagers behandeling kunnen overplaatsen naar de Oostvaarderskliniek. De Van der Hoeven Kliniek was tot de conclusie gekomen dat de longcare benadering niet passend is voor klager, die ook in De Wierde agressie tegen een personeelslid heeft vertoond, en heeft om die reden om overplaatsing van klager verzocht. Verweerder heeft de mogelijkheden van opname in FPC Van der Hoeven Kliniek zelf en De Kijvelanden, de kliniek van klagers voorkeur, bekeken. Verweerder kon klager vanwege de urgentie van zijn overplaatsing uit De Wierde en de lange wachtlijsten voor die klinieken niet op korte termijn in een van die klinieken plaatsen, maar wel in de Oostvaarderskliniek waar als eerste een plek voor hem beschikbaar was. De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat het zo spoedig mogelijk voortzetten van klagers behandeling in de Oostvaarderskliniek zwaarder weegt dan klagers voorkeur voor plaatsing in De Kijvelanden, hoe begrijpelijk die wens ook is. Klagers behandeling in de Oostvaarderskliniek bevindt zich nu nog in de beginfase, waarbij plaatsing van de huidige, kleine afdeling met veel begeleiding en een beperkt programma naar een reguliere behandelafdeling afhankelijk zal zijn van de voortgang in klagers behandeling, met name ook wat betreft agressieregulatie.

De enkele omstandigheid dat De Kijvelanden, anders dan de Oostvaarderskliniek, over een afdeling voor zeer intensieve zorg beschikt, kan vanwege het ontbreken van een EVBG-status en in het licht van het vorenstaande, niet tot een ander oordeel leiden.

Het is verder aan de instelling om te bepalen of en in welke mate het in het kader van klagers behandeling van belang is dat zijn familie/netwerk, en dus ook klagers tante, daarbij wordt betrokken. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 9 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter,
mr. T.B. Trotman en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven