Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22712/GA, 21 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22712/GA

             

Betreft [klager]

Datum 21 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de weigering om hem in vrijheid te stellen na de schorsing van de voorlopige hechtenis.

 

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 13 juli 2021 klager niet ontvankelijk verklaard in zijn beklag (ZS-ZO-2021-149). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. R. Polderman en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager dient ontvangen te worden in zijn beklag. Ook na zijn ontslag heeft hij belang bij een inhoudelijke beslissing (RSJ 16 juni 2021, R 20/7877/JA). Hij is (onweersproken) te laat in vrijheid gesteld. Het instellen van beklag is per definitie een verzoek tot compensatie. Klager heeft ongemak geleden, namelijk extra kosten voor vervoer en een langere detentie.

 

Standpunt van de directeur

De directeur kan zich vinden in de uitspraak van de beklagrechter. Het gerechtshof Arnhem Leeuwarden heeft op 19 april 2021 het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen en bevolen dat de voorlopige hechtenis geschorst zal worden met ingang van 15 mei 2021 om 10:00 uur. Klager heeft op 15 mei 2021 om 10:15 uur het JC Zaanstad verlaten. Klager heeft geen belang meer bij de behandeling van de klacht.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie overweegt dat de invrijheidstelling van klager niet betekent dat hij geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn klacht die hij heeft ingediend toen hij nog gedetineerd was. Het is in deze procedure niet vereist dat er is verzocht om een tegemoetkoming.

 

Klager klaagt over zijn te late invrijheidstelling. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur en is naar het oordeel van de beroepscommissie beklagwaardig in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet. Klager is op 15 mei 2021 om 10:15 uur in vrijheid gesteld. Dat is een kwartier later dan had gemoeten. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag en het beklag gegrond verklaren.

 

De beroepscommissie ziet in het gegeven dat klager een kwartier later in vrijheid is gesteld geen aanleiding om aan klager voor eventueel geleden ongemak een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 21 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven