Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28508/GA, 31 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Schade  v

Nummer          22/28508/GA

               

Betreft [klager]

Datum 31 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van het Detentiecentrum (DC) Rotterdam (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beschadiging van zijn horloge door het personeel.

 

De beklagcommissie bij het DC Rotterdam heeft op 14 juli 2022 het beklag gegrond verklaard en zou, na de directeur te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is (DT-2022-183). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij het DC Rotterdam, klager en zijn raadsman mr. H. Tahiri el Osruti gehoord op de zitting van 1 december 2022 in het Justitieel Complex Zaanstad. […], lid bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klagers eigendommen vallen in principe onder zijn eigen risico. De beklagcommissie heeft de door klager enkel gestelde, maar niet aangetoonde schade ten onrechte voor waar aangenomen en heeft daarom niet tot haar oordeel kunnen komen. De (vermeende) beschadiging van het horloge is niet toe te rekenen aan het handelen of nalaten van de directeur. Het is niet aannemelijk dat het horloge is beschadigd bij de plaatsing in de strafcel of tijdens het boeien. Hierbij is geen geweld toegepast en klager is conform de geldende procedure door getraind personeel geboeid. Wel is het mogelijk dat klager daarbij zijn polsen heeft bewogen, waardoor hij zelf het horloge zou kunnen hebben beschadigd. Hij had het horloge niet hoeven dragen bij het boeien.

 

Standpunt van klager

Het horloge is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid beschadigd geraakt bij het boeien. Klager werkte mee aan de overplaatsing naar de strafcel, dus hij had er geen rekening mee hoeven houden dat hij zou worden geboeid. Hij heeft direct na afloop van de disciplinaire straf, toen hij zijn horloge weer in ontvangst nam, via het personeel en door middel van een beklagformulier gemeld dat zijn horloge stuk was. Aan het betreffende horloge, dat klager ter zitting aan de beroepscommissie heeft laten zien, is volgens hem te zien dat er iets weg is rondom het kroontje. Daardoor is het horloge niet meer waterdicht. Het kan klager als gedetineerde niet worden toegerekend dat hij niet kan bewijzen dat het horloge eerder niet kapot was. Alleen een expert kan vaststellen dat sprake is van schade.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 49 van de Penitentiaire maatregel is de aansprakelijkheid van de directeur voor voorwerpen die een gedetineerde met toestemming onder zich heeft beperkt tot €500,- per voorwerp, inclusief eventuele gevolgschade, met uitzondering van opzet of bewuste roekeloosheid.

 

Klager stelt dat zijn horloge is beschadigd bij gelegenheid van zijn overbrenging naar een strafcel waarbij hij werd geboeid.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een duidelijke, bij het boeien ontstane beschadiging en dat – mocht het horloge hierbij wel beschadigd zijn geraakt – deze beschadiging kan worden toegerekend aan het handelen van het personeel. Dat is wel nodig om de directeur aansprakelijk te kunnen stellen voor schade. Dit geldt tegen de achtergrond van het geldende uitgangspunt dat de gedetineerde verantwoordelijk is voor de voorwerpen die hij onder zich heeft en hierbij in beginsel het risico voor schade draagt. Het verwijt dat klager maakt aan het adres van de directeur is op basis van de beschikbare informatie dus onvoldoende aannemelijk geworden.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 31 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven