Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29408/GB, 22 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/29408/GB           

                                   

Betreft [klager]

Datum 22 december 2022

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 juli 2022 beslist klager te plaatsen op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 6 september 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], namens verweerder, gehoord op de (digitale) zitting van 22 november 2022. Een van de leden van de beroepscommissie, mr. M.J. Stolwerk, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het besprokene ter zitting. De voorzitter heeft dit ter zitting medegedeeld. Partijen hebben aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat zijn belangen haast achteloos terzijde worden geschoven en dat verweerder zich niet realiseert hoe ingrijpend de plaatsing op een BPG-afdeling is. Deze plaatsing was in eerste instantie al niet terecht. Klager heeft immers geen handelingen verricht die deze plaatsing rechtvaardigen. Hij was slachtoffer van de situatie. Bovendien waren er alternatieve locaties waar klager geplaatst had kunnen worden.

Het is niet waar dat klager meer bewegingsvrijheid binnen de BPG-afdeling kreeg dan andere gedetineerden. Voor hem golden exact dezelfde regels als voor alle anderen. Klager verbleef dus de hele dag op zijn eigen cel, op één uur luchten na. Hij had maar drie belmomenten per week en draaide een individueel programma. Het personeel van de BPG-afdeling van de PI Vught zag in dat klager daar niet thuishoorde, maar kon klager niet meer vrijheden bieden. Verweerder is dus onjuist geïnformeerd door de PI Vught of creëert zelf een verkeerde voorstelling van zaken. Hoe dan ook heeft klager veel langer dan noodzakelijk op de BPG-afdeling verbleven, ondanks de belofte dat hij zo spoedig mogelijk zou worden uitgeplaatst.

Op 6 september 2022 is overwogen dat klager op dat moment in geen enkele inrichting voor gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM)-status ‘hoog’ geplaatst kon worden, terwijl hij een dag later een selectiebeslissing ontving voor […]. Deze draai van 180 graden is onbegrijpelijk. Klager had deze inrichting in een veel eerder gesprek met de directeur van de vorige inrichting al genoemd. Toen klager in […] uitlegde dat hij daar was geplaatst, nadat er kennelijk eerst een andere gedetineerde met een GVM-status en/of vanuit de ‘Mocromaffia’ weggeplaatst was, stelde het personeel dat zulke gedetineerden daar al een langere tijd niet hadden verbleven. Dat kan het punt dus ook niet zijn geweest.

Klager wil dan ook uitleg over de draai die verweerder van 6 op 7 september 2022 heeft gemaakt en wil ook weten wanneer verweerder het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) om advies heeft gevraagd en hoe en wanneer het genoemde ‘overleg met alle betrokkenen’ heeft plaatsgevonden. Dit omdat klager zich niet aan de indruk kan onttrekken dat in ieder geval in de eerste weken na de plaatsingsbeslissing geen aandacht is geschonken aan klagers positie, terwijl in die beslissing al wel was aangekondigd dat zou worden gezocht naar een herplaatsingsmogelijkheid.

Het is onduidelijk of verweerder of het GRIP over de plaatsing beslist en het lijkt erop dat je een dag later een ander antwoord op je verzoek kunt krijgen dan een dag eerder. Uiteindelijk heeft de inrichting het initiatief genomen om klager uit de BPG-afdeling te plaatsen door een selectieadvies op te stellen.

De behandeling van klager is in strijd met de beginselen van een goede procesorde en er kunnen vraagtekens worden gezet bij de juistheid van (de inhoud van) de bestreden beslissing. Het beroep kent voorts een overschrijdend belang, nu gedetineerden uit moeten kunnen gaan van de informatie die verweerder verstrekt, in het bijzonder wanneer de onderliggende informatie niet wordt overgelegd en dus niet kan worden gecontroleerd.

Klager verzoekt (onder meer) om het beroep met kenmerk 22/29186/GB (gericht tegen de fictieve weigering van verweerder om een beslissing op het bezwaar te nemen) bij dit beroep te betrekken en om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van verweerder

Klager is veroordeeld tot een zeer lange gevangenisstraf vanwege (een) levensdelict(en) in de zogenoemde ‘Mocromaffia’-wereld. Er is een aanzienlijk aantal gedetineerden, medestanders of tegenstanders, bij wie hij niet kan worden geplaatst. Daarbij staat klager op de GVM-lijst en was hij in april 2022 (door de directeur) op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) geplaatst.

Toen klager op de AIT verbleef, heeft hij de politie informatie over een medegedetineerde verschaft, waardoor die laatste elders moest worden geplaatst. Daardoor was klagers verblijf op de AIT ook niet meer houdbaar en moest hij met spoed worden overgeplaatst. Klager kon logischerwijs ook niet in een inrichting worden geplaatst waar personen verbleven die waren gelieerd aan de betreffende medegedetineerde. De plaatsing was dus nog complexer geworden.

Klager is toen eerst in […] geplaatst, om ook tegemoet te komen aan klagers wens om in de Randstad te verblijven. Binnen twee weken is hij daar aangevallen door medegedetineerden. Hij moest dus wederom met spoed worden overgeplaatst. Klager heeft geen openheid gegeven over wie de aanvallers waren, waardoor met alle scenario’s rekening gehouden moest worden.

De enige plek waar klager op dat moment veilig geplaatst kon worden, was de BPG-afdeling van de PI Vught. In een individueel regime kan een confrontatie met kwaadwillende medegedetineerden immers worden uitgesloten. Deze tijdelijke plaatsing was dan ook noodzakelijk om alle mogelijke ‘vijanden’ in beeld te brengen. De geschetste situatie in een eerder GRIP-rapport kan door snel opvolgende gebeurtenissen ook veranderd zijn.

Het was erg ingewikkeld geworden om klager op een voor hem veilige plek te plaatsen, temeer in combinatie met klagers wens om in de Randstad te worden geplaatst. Die wens is begrijpelijk, gezien klagers lange strafrestant. Na verloop van tijd (en daarmee verschuivingen in de populatie), grondig onderzoek naar de alternatieven en het loslaten van klagers wens om in de Randstad te worden geplaatst, kon klager uiteindelijk in de gevangenis van […] worden geplaatst. Deze uitplaatsing was niet eerder mogelijk. Daardoor komt het ook dat de bestreden beslissing slechts één dag eerder is genomen dan de beslissing tot uitplaatsing. Toen was namelijk nog niet 100% zeker of klager in de gevangenis van […] kon worden geplaatst. Na de bestreden beslissing kwam de laatste GRIP-informatie binnen.

Verweerder beslist over de plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, maar baseert zich daarbij wel op de informatie van het GRIP en de inrichting. Het is wel begrijpelijk dat het voor het BPG-personeel opvallend was dat klagers gedrag niet problematisch was, zoals wel het geval is bij de meeste gedetineerden die op de BPG-afdeling worden geplaatst. Het is echter niet zo dat de inrichting uiteindelijk het initiatief heeft genomen om klager uit te plaatsen door een nieuw selectieadvies op te stellen. Het opstellen van een selectieadvies is een onderdeel van de standaardprocedure, ook al was klagers gedrag op de BPG-afdeling in dit geval niet zo relevant.

Verweerder realiseert zich dat het niet gemakkelijk is om op de BPG-afdeling te verblijven. Het klopt dat klager daar niet vanwege verwijtbaar handelen is geplaatst, maar die eis stelt artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) ook niet. De reden voor klagers plaatsing – zijn eigen veiligheid – was echter ruim voldoende. De periode van zeven weken is in deze complexe zaak schappelijk.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van […]. Bij beslissing van 18 juli 2022 is hij op de BPG-afdeling van de PI Vught geplaatst, omdat zijn veiligheid in een reguliere gevangenis op dat moment – volgens verweerder – niet kon worden gegarandeerd.

Inmiddels verblijft klager in de gevangenis van […]. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Klager heeft ook beroep ingesteld tegen de aanvankelijke (fictieve) weigering van verweerder om een beslissing te nemen op het bezwaar tegen klagers plaatsing op de BPG-afdeling. De beroepscommissie doet, conform klagers verzoek, vandaag eveneens uitspraak in dat beroep (22/29186/GB).

Op een BPG-afdeling geldt een individueel regime. Op grond van artikel 11 van de Regeling kunnen in een individueel regime gedetineerden worden geplaatst die niet in staat of ongeschikt zijn om in een gemeenschapsregime te functioneren of te verblijven, omdat zij een ernstig beheersrisico voor zichzelf of anderen vormen.

Dit beheersrisico kan het gevolg zijn van:

-           hun persoonlijkheid;

-           hun gedrag;

-           andere persoonlijke omstandigheden;

-           de aard van het door hen gepleegde delict; of

-           de aard van het delict waarvan zij worden verdacht dit te hebben gepleegd.

De beroepscommissie maakt uit het dossier op dat klager is veroordeeld tot een zeer lange gevangenisstraf vanwege (een) levensdelict(en) in de zogenoemde ‘Mocromaffia’-wereld. Er is een aanzienlijk aantal gedetineerden, medestanders of tegenstanders, bij wie hij niet kan worden geplaatst. Daarnaast is klager betrokken geweest bij een aantal incidenten. Als gevolg daarvan zou klager een ernstig beheersrisico voor zichzelf vormen, waardoor hij volgens verweerder – tijdelijk – niet geschikt was om in een gemeenschapsregime te functioneren.

De beroepscommissie stelt voorop dat zij begrijpt dat de gebeurtenissen in de afgelopen maanden voor klager ingrijpend zijn geweest. Hij is eerst overgeplaatst voor zijn eigen veiligheid, vervolgens slachtoffer geworden van mishandeling door medegedetineerden en daarop op de BPG-afdeling geplaatst, waar hij zeven weken heeft verbleven, terwijl klagers eigen gedrag daartoe geen aanleiding gaf. Toch is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Daartoe overweegt zij als volgt.

Het is op basis van de inlichtingen van verweerder voldoende aannemelijk geworden dat het bijzonder ingewikkeld was geworden om klager in een reguliere gevangenis te plaatsen. Dit was al lastig, omdat klager niet kon worden geplaatst bij veel medestanders én tegenstanders in het conflict dat de achtergrond vormt van het delict waarvoor hij is veroordeeld. Daarbij komt dat klager de GVM-status ‘hoog’ had. Daar kwam vervolgens nog bij dat klager over een medegedetineerde verklaringen had afgelegd die tot diens plaatsing elders leidden. Dit was bekend geworden bij medegedetineerden, wat gevaar voor klagers veiligheid met zich meebracht. Klagers overplaatsing naar de […] bleek – achteraf – dit gevaar niet te kunnen wegnemen. Op dat moment moest klager dan ook (nogmaals) met spoed elders worden ondergebracht en moest zorgvuldig worden onderzocht waar hij veilig zou kunnen verblijven, temeer nu klager zelf geen informatie had gegeven over degenen die hem hadden mishandeld. De beroepscommissie vindt het op grond van deze omstandigheden – die overigens niet zijn betwist – voldoende aannemelijk dat het op dat moment noodzakelijk was om klager, in afwachting van nader onderzoek, tijdelijk te plaatsen op de BPG-afdeling. Daar zou klager in de tussentijd in elk geval veilig zijn, omdat daar een individueel regime geldt.

Dan resteert de vraag of klagers plaatsing op de BPG-afdeling te lang heeft geduurd, in die zin dat het bezwaar op 6 september 2022 – op basis van de toen bekende informatie – gegrond verklaard had moeten worden. De beroepscommissie begrijpt in dat verband dat het voor klager vreemd overkomt dat hij een dag later alsnog een beslissing ontving op grond waarvan hij uit de BPG-afdeling is geplaatst. Verweerder heeft echter toegelicht dat na de bestreden beslissing informatie van het GRIP is binnengekomen die uitsluitsel gaf in het onderzoek naar de mogelijkheid om klager in […] te plaatsen. De beroepscommissie ziet geen reden om daaraan te twijfelen.

Het kan daarbij in het midden blijven of er eerst gedetineerden uit […] moesten worden geplaatst, voordat klager daar kon worden geplaatst. Het gaat erom dat er nog onderzoek werd gedaan door het GRIP. Gelet op klagers achtergrond acht de beroepscommissie het niet onbegrijpelijk dat dit al met al ongeveer zeven weken heeft geduurd (met dien verstande dat de bestreden beslissing – hangende het onderzoek – wel eerder genomen had moeten worden, omdat de wettelijke beslistermijn zes weken betreft). Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat verweerder die periode onvoldoende heeft benut om klagers uitplaatsing te onderzoeken. De beroepscommissie acht het daarnaast redelijk dat verweerder nog wachtte met het uitplaatsen van klager, totdat het onderzoek voldoende garantie kon bieden voor klagers veiligheid in de nieuwe inrichting.

Nu de bestreden beslissing op grond van het voorgaande niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 22 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven