Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28017/TA, 22/28019/TA, 22/28022/TA, 22/28023/TA en 22/28025/TA, 22 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/28017/TA, 22/28019/TA, 22/28022/TA, 22/28023/TA en 22/28025/TA                                       

           

Betreft [klager]

Datum  22 december 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.  weigering van bezoek op 7 juli 2021 (PZ 2021-88);

b.  toezicht op bezoek op 12 augustus 2021 (PZ 2021-102);

c.  toezicht op bezoek op 9 oktober 2021 (PZ 2021-134);

d.  vermissing van een postpakket op 6 oktober 20221 (PZ 2021-137);

e.  toezicht op bezoek op 17 oktober 2021 (PZ 2021-141).

 

De beklagrechter bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 14 juni 2022 - in afzonderlijke uitspraken - beklag a, b, d en e ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag c. De uitspraken van de beklagrechter zijn bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 11 november 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Drs. U.A. Breedijk, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de uitspraken van de beklagrechter. Klager heeft genoeg bewijs overhandigd en is teleurgesteld dat daar niks mee is gedaan. Door nalatigheid van de instelling is klager de dupe.

Ten aanzien van beklag a is klager van mening dat de maatregel onterecht is opgelegd, nu er tijdens de controle geen contrabande is aangetroffen. Het witte voorwerp tussen zijn billen was zijn boxershort. Klager heeft meegewerkt, maar wilde niet ook nog bukken, omdat hij dat vernederend vond.

Klager vindt voorts dat de maatregel van 12 augustus 2021 (beklag b) ten onrechte is opgelegd. In de betreffende brief ging het over drugs, maar niet over de invoer van drugs. De brief is geschreven in straattaal en de instelling heeft daar haar eigen onjuiste invulling aan gegeven.

Klager is ten aanzien van beklag c ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft zijn bezoek afgezegd, omdat het bezoek achter glas zou plaatsvinden, zonder privacy en op een manier dat het personeel hem zou kunnen afluisteren.

Beklag d ziet op een postpakket dat door klager is besteld, maar niet is ontvangen. Volgens het afleverbericht van PostNL is het pakket bezorgd bij de instelling, maar volgens het personeel is het pakket niet in de instelling. Klager heeft €27,50 betaald plus €2,95 verzendkosten. Hij wil graag dat deze kosten vergoed worden.

Tot slot vindt klager dat beklag e ook ten onrechte ongegrond is verklaard. Er was sprake van begeleid bezoek, maar klager vindt dat hij dan niet afgeluisterd mag worden. 

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Namens het hoofd van de instelling is ter zitting verwezen naar de verweerschriften en de onderliggende stukken die reeds in de beklagprocedures zijn ingediend.

In aanvulling hierop is namens het hoofd van de instelling ter zitting gesteld dat de instelling op basis van vermoedens de opgelegde maatregelen kan opleggen, zeker wanneer deze vermoedens worden versterkt door het gedrag van klager en zijn weigering om (volledig) aan controles mee te werken. Ten aanzien van de maatregel van het houden van toezicht op bezoek geldt voorts dat dit toezicht zowel visueel als auditief toezicht impliceert. 

Ten aanzien van het beklag over het postpakket refereert de instelling zich aan het oordeel van de beroepscommissie. Gelet op de ervaring van de instelling dat vaker postpakketten niet worden afgeleverd terwijl in de afleverberichten staat dat deze wel zijn afgeleverd, heeft de instelling contact opgenomen met PostNL. PostNL kon echter niet meer achterhalen of en zo ja aan wie het postpakket is afgeleverd. De instelling betwist de bestelling en de door klager gemaakte kosten niet. De instelling wenst graag duidelijkheid over wie de verantwoordelijkheid draagt voor de aflevering van postpakketten.

 

3. De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van beklag a, b, c, en e kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van beklag d acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk geworden dat het voor klager bestemde postpakket bij de instelling is afgeleverd, gelet op het door klager overgelegde afleverbericht van PostNL. Nu het postpakket is afgeleverd bij de instelling, is de verantwoordelijkheid voor dit pakket overgegaan van de verzendende partij op het hoofd van de instelling. Dat mogelijk iets is misgegaan bij PostNL, doet aan deze verantwoordelijkheid niet af. Het is aan het hoofd van de instelling om dit probleem met PostNL op te lossen of de postverwerking binnen de instelling dermate te optimaliseren dat er duidelijkheid ontstaat over de postontvangst. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Als sprake is van schade en deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade eenvoudig vast te stellen, nu het aankoopbedrag en de verzendkosten niet door de instelling  worden betwist. De beroepscommissie zal derhalve de tegemoetkoming vaststellen op €30,45.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie:

- verklaart het beroep inzake beklag a, b, c en e ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagrechter;

- verklaart het beroep inzake beklag d gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dit beklag alsnog gegrond;

- kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,45.

 

Deze uitspraak is op 22 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven