Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/27720/GA, 29 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

 

Nummer          22/27720/GA

              

Betreft [klager]

Datum 29 december 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen zijn plaatsing bij binnenkomst in het basisprogramma en het niet binnen zes weken beslissen over promoveren.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 2 juni 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (IJ-2022-265). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Op 20 juni 2022 heeft mr. B.N.R. Maenen zich als raadsvrouw in deze zaak gesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel in (hierna: de directeur) de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is in de beklagprocedure niet gehoord en heeft het verweerschrift van de directeur niet ontvangen. Het beginsel van hoor en wederhoor is daarmee geschonden.

Klager heeft ten onrechte in het Huis van Bewaring (HVB) verbleven. Hij is op 19 november 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf. Hij is in hoger beroep gegaan en werd op 15 mei 2021 geschorst uit de voorlopige hechtenis. Op 7 juni 2021 is de schorsing opgeheven, op 26 oktober 2021 is aanhouding aanbevolen en op 1 december 2021 is hij geplaatst in de PI Krimpen in het HVB. De schorsingsvoorzitter van de beroepscommissie heeft geoordeeld dat de plaatsing in het HVB in strijd was met de wet (RSJ 28 februari 2022, 22/26048/SGB). Naar aanleiding van die uitspraak is klager op 1 maart 2022 overgeplaatst naar het gevangenisregime van de PI Krimpen. Hij heeft toen direct kunnen promoveren naar het plusprogramma.

Klager heeft drie maanden onterecht niet kunnen promoveren naar het plusprogramma. Daardoor heeft hij geen kans kunnen maken op deelname aan het penitentiair programma of andere mogelijkheden die volgen uit een verblijf in het plusprogramma. Hij heeft dus evident nadeel geleden van de beslissing van de directeur om hem onterecht in het HVB te plaatsen en hem dientengevolge niet te laten promoveren.

Klager heeft meerdere malen bij de inrichting kenbaar gemaakt dat hij niet in het HVB diende te verblijven. Indien een gedetineerde om overplaatsing verzoekt, dient de inrichting de daartoe geëigende procedure te doorlopen (RSJ 10 november 2009, 09/2036/GA). De directeur heeft onzorgvuldig gehandeld bij het nemen van de beslissing om klager niet te promoveren naar het plusprogramma (RSJ 19 september 2019, R-71 en RSJ 3 augustus 2021, R 20/6037/GA). Dat de selectiefunctionaris gaat over de selectie en plaatsing van gedetineerden, ontslaat de directeur niet van het moeten doen van een voorstel.

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het verweerschrift in beklag herhaald.

 

3. De beoordeling

Formele punten

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

De beroepscommissie overweegt dat hetgeen in beroep is aangevoerd over de plaatsing in het HVB buiten de reikwijdte van het beklag valt. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten.

 

Wet- en regelgeving

Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) komt een gedetineerde voor promotie in aanmerking, indien hij gedurende zes weken na aanvang in detentie het in de categorie “re integratie/resocialisatie” en het in de categorie “verblijf en leefbaarheid” van bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze Regeling beschreven gewenste gedrag heeft laten zien. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient uiterlijk binnen zes weken na binnenkomst te worden bezien of een gedetineerde kan promoveren (RSJ 6 november 2018, R-457). Het voorgaande geldt ook in een HVB waar geen plusprogramma bestaat, maar gedetineerden wel kunnen promoveren.

 

Binnenkomst in basisprogramma

De klacht is mede gericht tegen de binnenkomst in het basisprogramma in de PI Krimpen op 1 december 2021. Klager was voor de schorsing van zijn voorlopige hechtenis gepromoveerd in het Justitieel Complex Zaanstad. Klager meent dat de degradatie daarom op schrift gesteld had moeten worden.

De beroepscommissie overweegt dat er in dit geval sprake is van een nieuwe detentie. Op 15 mei 2021 is klagers voorlopige hechtenis geschorst. Die schorsing is op 7 juni 2021 opgeheven en op 26 oktober 2021 is tot aanhouding bevolen. Klager is op 1 december 2021 in detentie geplaatst. Hij was op 19 november 2020 veroordeeld.

Bij aanvang van de detentie komen gedetineerden binnen in het basisprogramma en dient de directeur vervolgens binnen zes weken te beslissen over promoveren. Er was dan ook geen sprake van een beslissing tot degradatie (die op schrift gesteld had moeten worden) ten opzichte van de promotie tijdens klagers vorige detentie. Daarmee is er geen sprake van een beslissing van de directeur in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

Niet beslissen over promoveren

De klacht is verder gericht tegen de (fictieve) weigering van de directeur om klager te promoveren naar het plusprogramma. Op grond van artikel 60, tweede lid, van de Pbw, kan er worden geklaagd tegen een verzuim of weigering om te beslissen. Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn verzuimd of geweigerd indien niet binnen de wettelijke, of bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen.

Klager is op 1 december 2021 binnengekomen in de PI Krimpen. Hij stelt dat hij uiteindelijk op 1 maart 2021 is gepromoveerd naar het plusprogramma. De directeur heeft in het verweerschrift in beklag aangegeven dat klager stond ingepland voor het multidisciplinair overleg (MDO) van 17 februari 2022, elf weken na binnenkomst.

Gelet op het voorgaande heeft de directeur nagelaten om binnen de wettelijke termijn van zes weken na binnenkomst te beslissen over promoveren. Daarom zal de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag ten aanzien van het niet beslissen over promoveren en dit beklagonderdeel gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Klager heeft namelijk geen nadeel ondervonden van het te laat beslissen over promoveren, aangezien er in het HVB van de PI Krimpen geen plusprogramma is.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de binnenkomst in het basisprogramma ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het niet beslissen over promoveren gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklagonderdeel en verklaart dit beklagonderdeel gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 29 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter,
mr. A. Jongsma en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven