Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29823/JA, 20 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/29823/JA

    

Betreft [klaagster]

Datum 20 december 2022

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hunnerberg te Nijmegen (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klaagster], geboren op [geboortedatum] (hierna: klaagster), heeft beklag ingesteld tegen het niet ontvangen van een schriftelijke mededeling van de aan haar opgelegde disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, ingaande op 26 augustus 2022.

De beklagcommissie bij de RJJI De Hunnerberg heeft op 10 oktober 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klaagster een tegemoetkoming toegekend van €12,50 (H-2022-108). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen de (hoogte van de) toegekende tegemoetkoming beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klaagster in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Omdat de schriftelijke mededeling niet tijdig aan klaagster is uitgereikt, is de gegrondverklaring van haar beklag terecht. De directeur kan zich echter niet verenigen met de (hoogte van de) toegekende tegemoetkoming. Het klopt dat de mededelingsplicht belangrijk is om de jeugdige te informeren over onder andere de reden van de disciplinaire straf en de schorsingsprocedure. Klaagster is echter al gecompenseerd. Haar zijn twee dagen van de opgelegde disciplinaire straf kwijtgescholden. De beklagcommissie ‘over¬compenseert’ door klaagster ook nog een geldbedrag toe te kennen. Dit is niet in lijn met de jurisprudentie op dit punt. De directeur verzoekt de beroepscommissie om de tegemoetkoming niet toe te kennen of om deze te matigen.

 

Standpunt van klaagster

Klaagster heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om haar standpunt toe te lichten.

 

3. De beoordeling

Klaagster is in haar belangen geschaad, omdat haar de schriftelijke mededeling van de opgelegde disciplinaire straf, zonder goede reden, veel te laat is uitgereikt (zie artikel 62, eerste lid, in samenhang met artikel 61, eerste lid en onder l, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen). Deze regel is – zoals de directeur ook beaamt – bedoeld om de jeugdige in een zo vroeg mogelijk stadium te informeren over de disciplinaire straf en over de mogelijke manieren om tegen deze beslissing op te komen (bemiddeling, schorsing, beklag).

Het beroep van de directeur gaat over de mate waarin klaagster moet worden gecompenseerd voor de niet onverwijlde uitreiking van de schriftelijke mededeling.

De beroepscommissie ziet, anders dan de beklagcommissie, geen aanleiding om klaagster een (aanvullende) financiële tegemoetkoming toe te kennen. Een tegemoetkoming hoeft geen geldbedrag te zijn. De directeur heeft hier ervoor gekozen om twee dagen kamerplaatsing kwijt te schelden. De beroepscommissie acht dit in de gegeven omstandigheden niet onredelijk en is van oordeel dat klaagster genoegzaam is gecompenseerd.

Dat klaagster niet begreep, althans niet heeft kunnen begrijpen, dat het kwijtschelden van de helft van de disciplinaire straf was bedoeld als compensatie voor het te laat uitreiken van de schriftelijke mededeling, is onvoldoende aannemelijk geworden. In het klaagschrift schrijft klaagster juist dat de betrokken inrichtingsverantwoordelijke haar dit heeft meegedeeld, maar – kort gezegd – dat volgens haar eigenlijk de hele disciplinaire straf zou moeten worden kwijtgescholden.

De beroepscommissie zal, gelet op het voorgaande, het beroep van de directeur gegrond verklaren. De grondslag voor de toegekende financiële tegemoetkoming komt hiermee te vervallen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde.

 

 

Deze uitspraak is op 20 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter,
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven