Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27770/GA, 14 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27770/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    14 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het stelselmatig visiteren van klager vanwege de aan hem opgelegde maatregelen in het kader van klagers plaatsing op de lijst voor gedetineerden met een vlucht/maatschappelijk risico (GVM-lijst).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 2 juni 2022 het beklag ongegrond verklaard          (IJ-2022-476). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman mr. V.S.J. Chorus gehoord op de digitale zitting van 10 november 2022.                De directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft twee keer per week bezoek. Hierdoor wordt hij meer dan honderd keer per jaar gevisiteerd. Ook toen klager in coronatijd bezoek achter glas ontving, moest hij vervolgens uit de kleren. Dit gold eveneens voor Skype-bezoek, waarbij een rol speelde dat klager zich op die momenten met medegedetineerden in een ruimte bevond. De contrabande komt volgens klager niet via bezoek de inrichting binnen, vanwege de detectiepoortjes, maar via drones die goederen op de luchtplaats laten vallen. Klager wordt als enige gevisiteerd, omdat aan hem de GVM-status ´hoog´ is toegekend. 

Daarnaast wordt klager bij celinspecties (volgens de GVM-toezichtmaatregelen tweemaal per maand), transport en op indicatie gevisiteerd. In totaal vinden er minimaal 125 visitaties per jaar plaats, gemiddeld elke drie dagen een keer. Ook moet klager bij urinecontroles uit de kleren, zijn geslachtsdeel laten zien en wordt er in zijn anus gekeken, wanneer hij in een aparte ruimte moet urineren als hij niet in het bijzijn van een bewaarder kan urineren. Dat is hetzelfde als visiteren en vernederend. Deze controles zijn één keer in de zes weken. 

De visitaties zijn in strijd met hogere wet- en regelgeving zoals artikel 3 en/of artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er is sprake van een evidente inbreuk op klagers persoonlijke levenssfeer. Het is de vraag of dat is toegestaan op grond van artikel 8 van het EVRM. Een proportionaliteits- en subsidiariteitstoets hebben niet plaatsgevonden. Dat in september 2021 een telefoon bij klager is aangetroffen maakt de visitaties niet proportioneel. Er zijn andere oplossingen te bedenken. Zo wordt in de inrichting waar klager momenteel verblijft gewerkt met een randomizer, waar een afschrikwekkende werking vanuit gaat. 

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft geoordeeld dat deze vorm van stelselmatig visiteren strijdig is met artikel 3 van het EVRM en niet (langer) mag worden toegepast en dat het vernederend is (zie EHRM 4 februari 2003, Lorsé en anderen tegen Nederland, appl. nr. 52750/99 en EHRM 4 februari 2003, Van der Ven tegen Nederland, appl. nr. 50901/99). 

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is (maximaal) twee keer per maand visiteren de limiet (RSJ 15 april 2019,          R-18/1534/GA). Vaker dan tweemaal per maand visiteren is volgens de beroepscommissie ontoelaatbaar (RSJ 17 februari 2014, 13/4049/GA en RSJ 4 oktober 2016, 16/1523/GA).

Standpunt van de directeur
Hetgeen door de directeur bij de beklagrechter is aangevoerd, dient als herhaald en ingelast te worden beschouwd. De directeur persisteert bij deze gronden. 

 

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is de directeur bevoegd een gedetineerde onder meer voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. 

Klager heeft – onweersproken – gesteld dat hij jaarlijks aan (meer dan) honderd visitaties wordt onderworpen. Alhoewel het exacte aantal visitaties per maand op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet duidelijk is geworden, is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat het aantal visitaties een gemiddelde van twee keer per maand overstijgt. De beroepscommissie zal de gestelde visitaties bij de urinecontroles niet in haar oordeel betrekken, nu dit door klager eerst ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gebracht en geen onderdeel uitmaakt van het oorspronkelijke beklag.  

Ten aanzien van het visiteren na bezoek, celinspecties en transport buiten de inrichting is in de huisregels van de PI Krimpen aan den IJssel het volgende bepaald. Volgens artikel 6.2 wordt een cel periodiek aan een speciale inspectie onderworpen, waarbij een gedetineerde zelf ook aan kleding en/of lichaam gecontroleerd kan worden. Uit artikel 6.4 volgt – voor zover relevant – dat een onderzoek aan lichaam en kleding kan plaatsvinden voorafgaand aan en na terugkeer van een transport buiten de inrichting en nadat een gedetineerde bezoek heeft gehad.  

Door en namens klager is onder verwijzing naar twee uitspraken van het EHRM aangevoerd dat de veelheid aan visitaties in strijd is met artikelen 3 en/of 8 van het EVRM. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie kan een resultaat van gemiddeld twee keer per maand – preciezer gezegd: vier weken – gezien worden als een aanvaardbare frequentiegrens voor visitatie. Echter kan het voorkomen dat een gedetineerde vaker dan twee keer per maand gevisiteerd wordt zonder dat er meteen sprake is van onredelijk en onbillijk handelen van de directeur. Om van ontoelaatbare stelselmatige visitatie te kunnen spreken dient een gedetineerde dan ook structureel vaker dan tweemaal per maand gevisiteerd te worden, waarbij het gemiddelde in beginsel over een langere periode berekend dient te worden (vergelijk RSJ 24 mei 2022, 20/16615/GA en RSJ 31 oktober 2016, 16/1523/GA).

Met betrekking tot artikel 8 van het EVRM heeft de beroepscommissie reeds eerder overwogen dat artikel 29 van de Pbw een wettelijke basis vormt voor de inmenging in klagers privéleven (zie RSJ 24 juni 2016, 15/3875/GA). Vervolgens is het de vraag of deze inmenging noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (artikel 8, tweede lid, van het EVRM). 

Aan klager zijn, in het kader van zijn plaatsing op de GVM-lijst met de status ´hoog´, op 29 maart 2022 de toezichtmaatregelen ‘tweemaandelijkse celinspectie en visitatie na bezoek’ opgelegd in verband met de aanwijzingen vluchtgevaar, lidmaatschap van een criminele organisatie en voortgezet crimineel handelen in detentie. Gelet op deze indicaties vormt het visiteren van klager als gevolg van voornoemde toezichtmaatregelen naar het oordeel van de beroepscommissie een noodzakelijke inmenging als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het EVRM. 

Voorts voldoet de inbreuk, als gevolg waarvan klager aan een veelheid aan visitaties wordt onderworpen, naar het oordeel van de beroepscommissie aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De opgelegde toezichtsmaatregelen zelf zijn in dit beroep niet aan de orde. De beroepscommissie acht aannemelijk dat het voorhanden hebben van contrabande, zoals telefoons, kan bijdragen aan het (vlucht)gevaar dat van klager uitgaat. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat gedurende klagers detentie meerdere malen contrabande op klagers cel is aangetroffen. Gelet hierop is het (standaard) visiteren van klager na bezoek en celinspectie in dit geval als noodzakelijk aan te merken. Dat in de PI Krimpen aan den IJssel kennelijk (bij klager) geen gebruik wordt gemaakt van alternatieven zoals een randomizer – een middel waarvan gebruik wordt gemaakt om gedetineerden steekproefsgewijs, dus willekeurig en zonder vast patroon, te selecteren – maakt dit in het geval van klager niet anders. De beroepscommissie merkt daarbij ten overvloede op dat visitatie na transport niet als toezichtmaatregel aan klager is opgelegd, maar voortvloeit uit de huisregels van de PI Krimpen. 

Het vaker dan tweemaal per maand visiteren van klager, hetgeen mede het gevolg is van de toezichtmaatregelen die aan klager zijn opgelegd vanwege zijn GVM-status, levert naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval een gerechtvaardigde inbreuk op artikel 8 van het EVRM op. Daarom is in het geval van klager geen sprake van ontoelaatbare stelselmatige visitatie. Alhoewel de beroepscommissie begrijpt dat de visitaties door klager als vernederend worden ervaren, kan evenmin worden gesproken van strijd met artikel 3 van het EVRM. 

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden. 


Deze uitspraak is op 14 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.B. Oreel, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. van Holten, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven