Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25525/GA, 31 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25525/GA

   

Betreft [klager]

Datum 31 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de beslissing van 15 september 2021 tot het laten vervallen van zijn privilege om tijdens het dagprogramma te werken in de tuin.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard heeft op 12 januari 2022 het beklag ongegrond verklaard (ZB-2021-533). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Heerhugowaard, […], medewerker juridische zaken bij de PI Heerhugowaard en […], stagiair bij de PI Heerhugowaard, gehoord op de zitting van 1 december 2022 in het Justitieel Complex Zaanstad. […], aankomend lid bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het wordt klager niet langer toegestaan om in de tuin te werken. Het eveneens ingediende beklag tegen de intrekking van zijn wekelijkse bezoek zonder toezicht (BZT) heeft de beklagrechter gegrond verklaard. Er is ten onrechte niet in vergelijkbare zin geoordeeld ten aanzien van het werken in de tuin. Volgens de directeur wordt de PI Heerhugowaard over enige tijd verbouwd, als gevolg waarvan de tuin verdwijnt of wordt verplaatst. Klager zou de nieuwe situatie ten overstaan van de beklagrechter hebben geaccepteerd, maar dit is niet het geval. Het werken in de tuin is voor hem belangrijk, omdat dit zijn zinvolle dagbesteding vormt, al sinds zijn vorige verblijf in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Het komt tevens ten goede aan zijn lichamelijke en psychische gezondheid. De gebouwelijke situatie laat het toe dat hij in de tuin werkt, ook sinds zijn interne overplaatsing naar een andere afdeling.

De directeur heeft onvoldoende redengevende argumenten voor zijn beslissing. Vanwege de aan klager opgelegde levenslange gevangenisstraf neemt hij geen deel aan de reguliere arbeid en wordt hij tijdens de daarvoor bestemde uren ingesloten. Daardoor verblijft hij minstens twintig uur per week langer in zijn cel. Andere, niet geestdodende arbeid, oftewel een passend alternatief, heeft de directeur niet geboden. Klager mocht nog wel tijdens de luchtmomenten in de tuin te werken. Hij heeft zich niet aangemeld voor de algemene tuin, omdat daar slechts vijf à zes beschikbare plekken zijn voor gedetineerden en er een wachtlijst was. Het was daarom niet te verwachten dat hij hiervoor (binnen afzienbare tijd) in aanmerking zou komen.

Het intrekken van de privileges is daarnaast disproportioneel. Klager is zowel voor de ruzie met een medegedetineerde in januari 2021 als voor het bezit van een telefoon in augustus 2021 disciplinair bestraft en gedegradeerd naar het basisprogramma. Hij gebruikt de telefoon om zijn ingetrokken BZT te compenseren en zijn relatie met zijn partner en zoon te onderhouden. Het daarnaast intrekken van privileges die hij al sinds 2015 heeft en in zijn detentie- en re-integratieplan zijn vastgelegd, staat in geen verhouding tot de straffen die andere gedetineerden voor vergrijpen krijgen en doet evenmin recht aan klagers bijzondere positie als levenslanggestrafte. De privileges zijn hem toegekend, omdat hij weinig perspectief heeft op vrijlating. Met het oog op de leefbaarheid en humaniteit van zijn detentiesituatie is het cruciaal dat hij binnen zijn uitzichtloze realiteit voldoende mogelijkheden heeft voor een zinvolle dagbesteding. Klager verblijft sinds anderhalve week weer in het plusprogramma en staat op dit moment aan de start van de zogeheten nulmeting/Murray-toets.

Standpunt van de directeur

De aanleiding van klagers overplaatsing van de afdeling voor (levens)langgestraften naar een reguliere afdeling was de vondst van twee telefoons. Dit betrof de derde of vierde keer in een korte periode dat bij klager dergelijke contrabande werd aangetroffen. Daarnaast bestonden er signalen dat hij een medegedetineerde onjuist had bejegend. Deze misstappen laten zien dat hij nog niet klaar was om de hem geboden verantwoordelijkheid te dragen. In de tuin waar klager mocht werken, werd geen toezicht gehouden. Vanwege de voorgevallen incidenten, kon de veiligheid onvoldoende worden gewaarborgd. Ten tijde van de bestreden beslissing bestond de tuin nog. In de huidige situatie is er alleen nog een algemene tuin. Het werken daarin betreft een vertrouwensbaantje voor in het plusprogramma verblijvende gedetineerden. Het feit dat hiervoor een wachtlijst bestaat, betekent niet dat niets voor klager geregeld had kunnen worden indien hij zich hiervoor had aangemeld.

 

3. De beoordeling

Op 15 september 2021 heeft de directeur, nadat hij hiertoe door de beklagrechter op 16 augustus 2021 was opgedragen vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag, (opnieuw) beslist om de door klager als levenslanggestrafte verworven privileges in te trekken. Deze privileges bestonden uit een wekelijks langdurig BZT-moment en het werken in de tuin van de inrichting, die speciaal was ingericht voor in de PI Heerhugowaard verblijvende (levens)langgestraften. In het onderhavige beroep is uitsluitend het werken in de tuin aan de orde.

De beklagrechter heeft het onderhavige beklag ongegrond verklaard, omdat klager zou hebben berust in de situatie dat hij niet langer mocht/kon gebruikmaken van de tuin. In beroep heeft klager echter duidelijk gemaakt dat van berusting geen sprake was. De beroepscommissie komt reeds hierom tot een andere beoordeling, maar niet – zoals hierna zal blijken – tot een andere uitkomst. Zij overweegt als volgt.

De directeur is tot zijn beslissing gekomen vanwege meerdere incidenten waarbij klager ontoelaatbaar of onwenselijk gedrag heeft laten zien. Op 11 januari 2021 vond een handgemeen plaats tussen hem en een medegedetineerde, naar aanleiding waarvan klager naar een andere (reguliere) afdeling werd overgeplaatst. Daarnaast werd bij hem op 29 augustus 2021 – na de gegrondverklaring van zijn beklag en de hierbij gegeven opdracht aan de directeur om een nieuwe beslissing te nemen – bij gelegenheid van een celinspectie een hoeveelheid contrabande aangetroffen, waaronder een telefoon. Hiervoor is klager disciplinair bestraft en direct teruggeplaatst naar het basisprogramma. Volgens de directeur is bij klager in korte tijd al meerdere keren een telefoon gevonden.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid kunnen besluiten tot het laten vervallen van klagers privilege om tijdens het dagprogramma in de tuin te werken. Dit privilege brengt grotere vrijheden – in de betreffende tuin werd door het personeel geen toezicht uitgeoefend – en brengt daarmee grotere verantwoordelijkheden met zich mee. Klagers gedrag, zo laten de bovengenoemde incidenten zien, past hier niet bij en heeft de orde en veiligheid in de inrichting in het gedrang gebracht. Het aantreffen van contrabande op klagers cel, nadat door de beklagrechter aan de directeur opdracht was gegeven om een nieuwe beslissing te nemen over het werken in de tuin, was een nieuw feit waarmee de directeur bij het nemen van deze nieuwe beslissing in het nadeel van klager rekening mocht houden. De beroepscommissie wijst erop dat klager wel in de gelegenheid werd gesteld om tijdens de luchtmomenten in de tuin te werken.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter, ten aanzien van het werken in de tuin, bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 31 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven