Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0526/GM, 24 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/526/GM

betreft: [klager] datum: 24 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 februari 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 april 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door een tolk Marokkaans en zijn raadsvrouw mr. P. de Vroom.

De inrichtingsarts verbonden aan het detentiecentrum Alphen aan den Rijn is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van respectievelijk 25 november 2007 en 2 december 2007, houdt in a. dat klager te weinig medicatie krijgt op de verkeerde tijdstippen en b. het advies van de medische
dienst om klager in observatie te plaatsen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager lijdt aan epilepsie en gebruikt daarvoor driemaal daags een tablet Depakine. De verpleegkundige heeft twee tabletten aan klager gegeven in de periode van 6 november 2007 tot 3 december
2007
in plaats van drie. De pil, die hij om 12.00 uur zou krijgen, is overgeslagen. Het gevolg was dat de aanvallen heviger en frequenter werden. Op 19 november 2007 is er bloed geprikt en is klager naar het ziekenhuis gebracht. De dokter heeft opdracht
gegeven om de medicatie die hij tekort kwam aan hem te geven en heeft daartoe opdracht aan de verpleegkundige gegeven. De assistente van de dokter beweerde dat klager geen medicatie wilde innemen en een einde wilde maken aan zijn leven. Dat was
verzonnen. Hij heeft nog nooit met medicatie gegooid. Zij heeft haar excuses aan klager aangeboden en gezegd het hier bij te laten en het niet naar buiten te laten komen. Zij heeft klager haar hulp aangeboden. De medische dienst heeft geadviseerd om
klager in een observatiecel te plaatsen terwijl hij in het ziekenhuis thuishoorde.
Nadat hem weer drie tabletten zijn gegeven, heeft hij niet vaak meer een epileptische aanval gehad. Klager is niet uitgelegd waarom hem twee in plaats van drie tabletten werden gegeven.

Het plaatsvervangend hoofd van de medische dienst heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager lijdt al 25 jaar aan epilepsie. Hij heeft op 18 november 2007 rond 21.00 uur zijn
medicatie (Diazepam) op de grond gegooid en geweigerd om in te nemen. Het risico op
epileptische aanvallen is dan aanzienlijk groter. Klager is op 19 november 2007 gezien
door de inrichtingsarts die na overleg met dienstdoend neuroloog van het Sint Franciscus
Gasthuis Depakine heeft verhoogd naar driemaal daags een tablet. Bloedonderzoek heeft
op 3 december 2007 plaatsgevonden. Op 19 november 2007 is klager ter observatie in de
afzonderingscel geplaatst met cameratoezicht na overleg met de afdelingshoofden en het
hoofd van de medische dienst om duidelijker zicht te houden op de medicatie-
inname.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.:
De dosering van Depakine is teruggebracht van drie naar twee tabletten per dag terwijl uit klagers medisch dossier geen indicatie volgt om de reguliere dosering van de medicatie te wijzigen. Gelet hierop dient het handelen van de inrichtingsarts als
onzorgvuldig te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal voor het door klager ondervonden ongemak een tegemoetkoming toekennen van € 50,=.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Het advies om klager in de observatiecel te plaatsen betreft een feitelijke mededeling van de medische dienst aan de directeur van de inrichting en geen handelen in de zin van artikel 28 Pm. Klager zal derhalve niet-ontvankelijk in zijn klacht worden
verklaard.
Voor zover klagers beroep betrekking zou hebben op de aan klager opgelegde ordemaatregel is het beroep (08/984/GA) in handen gesteld van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 Pbw die terzake op het beroep zal beslissen.

4. De uitspraak
Met betrekking tot onderdeel a.:
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij bepaalt de aan klager ten laste van het detentiecentrum Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op
€ 50,=.
Met betrekking tot onderdeel b.:
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven