Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25744/GA, 21 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25744/GA

   

Betreft [klager]

Datum 21 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege fraude bij een urinecontrole, ingaande op 8 oktober 2021 om 14:15 uur.

 

De beklagcommissie bij de locatie De Schie heeft op 28 januari 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €70,- (S-2021-00716). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie, en klagers raadsman mr. M. de Reus gehoord op de zitting van 1 december 2022 in het Justitieel Complex Zaanstad. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.

[…], aankomend lid bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De disciplinaire straf is opgelegd, omdat klager heeft gefraudeerd bij een urinecontrole op 5 oktober 2021. Op 29 augustus 2021 en 27 september 2021 scoorde hij bij een urinecontrole nog positief op het gebruik van cannabis met een THC-score van >1000 ug/l. Hij heeft dit niet betwist. De onderhavige urinecontrole op 5 oktober 2022 was bedoeld om klager een herkansing te geven, waarop hij plotseling in het geheel negatief scoorde. Al zes keer eerder is hij disciplinair bestraft vanwege druggerelateerde zaken tijdens zijn detentie.

 

In lijn met artikel 5, eerste lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) heeft over de uitslag overleg plaatsgevonden tussen het laboratorium en de inrichting. De betreffende laboratoriummedewerker heeft onderzocht of de negatieve uitslag op 5 oktober 2021 juist kon zijn. Uit dit onderzoek bleek dat het niet mogelijk is om in een week tijd van een THC-score van >1000 ug/l naar nul te gaan. Het is geen vereiste om het contact met het laboratorium schriftelijk vast te leggen. Het laboratorium leert directieleden dat het drie weken duurt voordat een THC-score van >1000 ug/l überhaupt binnen het meetbereik komt. De directeur hanteert deze regel ook in de praktijk. Het tijdens de urinecontrole uitgeoefende toezicht heeft klager niet van frauderen weten te weerhouden.

 

De beklagcommissie stelt eisen aan de onderbouwing van de conclusie van het laboratorium die de Regeling noch de jurisprudentie van de beroepscommissie stellen. Klagers uitslag kan niet, zoals de beklagcommissie redeneert, worden uitgelegd als onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd omdat uit ‘de literatuur’ zou blijken dat de halfwaardetijd voor cannabis niet eenduidig is vast te stellen. De overwegingen van de beklagcommissie impliceren, andersom geredeneerd, dat de directeur een gedetineerde mag sanctioneren vanwege bijgebruik als sprake is van een THC-score van >1000 ug/l naar nul binnen een week. In de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf is per abuis een ‘waterige UC’ opgeworpen als oorzaak van de fraude.

 

Standpunt van klager

De directeur heeft terecht het laboratorium gecontacteerd vanwege de door klager getoonde afbouw, die inderdaad vragen oproept. Klager heeft geen herhalings- of bevestigingsonderzoek aangevraagd. De beklagcommissie werpt de directeur terecht tegen dat een deskundigenverklaring of verslag van het laboratorium ontbreekt, mede gezien het feit dat het personeel de gestelde fraude niet heeft waargenomen. Een enkel vermoeden van fraude vormt onvoldoende grondslag voor het opleggen van een disciplinaire straf.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Regeling vindt, indien er vragen bestaan omtrent de uitslag van het onderzoek of de interpretatie daarvan, overleg plaats tussen het laboratorium en de inrichting omtrent mogelijke factoren die de uitslag hebben kunnen beïnvloeden en de interpretatie van de uitslag.

 

Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling kan de gedetineerde een disciplinaire straf worden opgelegd, indien is gebleken dat de gedetineerde met het urinemonster heeft gefraudeerd.

 

De scores van de op 27 september 2021 en vervolgens op 5 oktober 2021 bij klager afgenomen urinecontroles lieten een plotselinge, sterke afbouw zien (>1000 ug/l naar <50 ug/l). Omdat volgens de directeur het laboratorium desgevraagd telefonisch te kennen gaf dat zonder frauderen een dergelijke afname niet mogelijk is, is klager een disciplinaire straf opgelegd vanwege fraude bij een urinecontrole. Klager betwist dat sprake is van fraude.

 

De bovengenoemde afbouw in een tijdsbestek van acht dagen leverde redelijkerwijs een vermoeden van fraude op. De wettelijke procedure die geldt bij urinecontroles is echter gevolgd, met inbegrip van de uitoefening van direct visueel toezicht tijdens het urineren. Bovendien heeft de directeur niet (schriftelijk) aangetoond op grond van welke informatie het laboratorium tot de conclusie is gekomen dat sprake moet zijn van fraude. Zo is niet inzichtelijk gemaakt met welke halfwaardetijd is gerekend en is niet bekend of de kreatininewaarde is betrokken. Zodoende kan de interpretatie van de uitslag door het laboratorium niet worden achterhaald. Verdere onduidelijkheid is ontstaan doordat de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf vermeldt dat een ‘waterige UC’ de oorzaak is van de vermeende fraude, terwijl klagers gemeten kreatininewaarde juist een stijging laat zien (en ver boven de ‘fraude-grenswaarde’ van 2.0 mmol/l ligt).

 

De beroepscommissie is, de bovengenoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband bezien, van oordeel dat de gestelde fraude onvoldoende is onderbouwd. De ontoereikende motivering brengt mee dat fraude onvoldoende aannemelijk is geworden, waardoor de directeur niet in redelijkheid mocht overgaan tot het opleggen van een disciplinaire straf aan klager.

 

De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 21 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven