Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29793/GA, 31 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/29793/GA

               

Betreft [klager]

Datum 31 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de plaatsing in een regime van beperkingen van 7 januari 2022 tot en met 10 januari 2022, zonder dat de officier van justitie daartoe bevel had gegeven.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 22 september 2022 het beklag ongegrond verklaard (AE 2022-092). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. C. Stroobach, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager en mr. S. Drent, waarnemer van klagers raadsvrouw, gehoord op de zitting van 1 december 2022 in het Justitieel Complex Zaanstad.

De directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

[…], aankomend lid bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is van 7 januari 2022 tot en met 10 januari 2022 in het kader van zijn in bewaringstelling in de PI Alphen in een regime van beperkingen geplaatst. De beperkingen golden echter uitsluitend tijdens zijn inverzekeringstelling. Aangezien de officier van justitie geen nieuwe beperkingen had bevolen, had dit nooit op klagers registratiekaart mogen staan, laat staan dat de directeur daaraan feitelijke uitvoering had mogen geven. Al tijdens het transport van het politiebureau naar de inrichting heeft klager geprobeerd om de fout recht te zetten. Ook bij binnenkomst in de inrichting heeft hij aan het personeel, mede onder verwijzing naar het voorgeleidingsformulier, te kennen gegeven dat hij niet in alle beperkingen moest worden geplaatst. Ook klagers (toenmalige) raadsman heeft in een telefoongesprek met een penitentiaire inrichtingswerker direct gewezen op de vergissing. Daarnaast heeft klagers raadsman op zaterdag 8 januari 2022 de bevolkingsadministratie in kennis gesteld van een e-mail van de officier van justitie van vrijdag 7 januari 2022, waarin te kennen is gegeven dat aan klager geen beperkingen zijn opgelegd. De beperkingen zijn echter pas opgeheven op maandag 10 januari 2022, op het moment dat het Openbaar Ministerie (OM) daarom expliciet had verzocht.

 

De directeur draagt zorgt voor een adequate tenuitvoerlegging van de detentie. Hij heeft zijn zorgplicht geschonden, omdat hij de bovengenoemde stellingen en berichten van klager en zijn raadsman niet heeft onderzocht of heeft laten onderzoeken. Klager verzoekt een tegemoetkoming voor het leed dat hij vanwege de ingrijpende beperkingen heeft ondergaan. Hij mocht, tot zijn frustratie, gedurende het weekend geen contact onderhouden met de buitenwereld en met medegedetineerden. Daarnaast heeft hij bijna 24 uur per dag zonder televisie in zijn cel moeten verblijven, waarbij hij slechts vijftien minuten mocht luchten.

 

Standpunt van de directeur

Klager is in de PI Alpen binnengebracht ‘met beperkingen’. Dit is overeenkomstig hetgeen op zijn registratiekaart stond vermeld. De door de raadsman gestuurde e-mail op zaterdag 8 januari 2022 is hoogstwaarschijnlijk pas de eerstvolgende werkdag gelezen. De bevolkingsadministratie die de betreffende e-mailbox beheert, leest e-mails niet in het weekend. Op maandag 10 januari 2022 om 07:40 uur heeft het OM per e-mail te kennen gegeven dat de toegepaste beperkingen dienen te worden opgeheven. De inrichting heeft hieraan direct gehoor gegeven.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 76, in verbinding met artikel 62a van het Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie in geval van voorlopige hechtenis maatregelen in het belang van het onderzoek bevelen. De directeur van het huis van bewaring, indien de vrijheidsbeneming aldaar wordt ondergaan, draagt zorg voor de uitvoering van het bevel.

 

Het staat vast dat klager van 7 januari 2022 tot en met 10 januari 2022 in de PI Alphen is onderworpen aan strafvorderlijke beperkingen, zonder dat hieraan een bevel van de officier van justitie ten grondslag lag. Vraag is of de directeur hiervoor een verwijt kan worden gemaakt.

 

Klager werd op vrijdag 7 januari 2022 in bewaring gesteld, welke bewaring in de PI Alphen ten uitvoer werd gelegd. De directeur – belast met de uitvoering van opgelegde strafvorderlijke beperkingen – heeft hem hier geplaatst in een regime van alle beperkingen. De directeur heeft echter niet toegelicht aan de hand van welke informatie hij tot deze beslissing is gekomen, alsook hoe het komt dat de oplegging van beperkingen op klagers registratiekaart stond vermeld. De registratiekaart is ook in de beroepsprocedure niet overgelegd. Daarbij komt klagers onweersproken stelling dat hij en zijn (toenmalige) raadsman het personeel herhaaldelijk maar tevergeefs hebben gewezen op de gemaakte fout. Dat de feitelijk toegepaste beperkingen op nadrukkelijk ‘bevel’ van het OM op maandag 10 januari 2022 werden opgeheven is, zo blijkt uit de namens klager overgelegde mailwisselingen, alleen te danken aan de inspanningen van zijn (toenmalige) raadsman. Verder heeft de directeur de in beklag gesuggereerde mogelijke miscommunicatie tussen het OM en de inrichting niet opgehelderd, hetgeen overigens – indien hiervan inderdaad sprake was – een misslag aan de zijde van de inrichting niet uitsluit.

 

De beroepscommissie benadrukt dat de oplegging en daaropvolgende uitvoering van strafvorderlijke beperkingen door de directeur vergaande en ingrijpende gevolgen hebben voor een gedetineerde. Klager is gedurende drie dagen onrechtmatig onderworpen aan strafvorderlijke beperkingen. Weliswaar stond volgens de directeur op klagers registratiekaart vermeld dat deze beperkingen moesten worden opgelegd, maar nu klager de juistheid daarvan betwistte, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur zich bij klagers binnenkomst in de inrichting onvoldoende ervan heeft vergewist of sprake was van enig bevel tot beperkingen van de officier van justitie. Hiertoe is de directeur echter wel gehouden – ook in het weekend – vanwege de op hem rustende wettelijke zorgplicht tot uitvoering van zo’n bevel.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

 

Deze uitspraak is op 31 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven