Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21478/GA, 1 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Nummer          21/21478/GA

               

Betreft [klager]

Datum 1 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het belemmeren van vrij verkeer met zijn raadsman.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 7 mei 2021 het beklag kennelijk ongegrond verklaard (G-2021-000205). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De afdeling waarop klager zich bevond is twee keer vanwege het coronavirus in quarantaine gegaan. Enig contact tussen klager en zijn raadsman is meer dan drie weken niet mogelijk geweest. Klager is in deze periode negatief getest. De raadsman heeft diverse malen getracht om een bespreking in te plannen maar dit is niet mogelijk gebleken. Gezocht is naar een alternatief (beeldbellen). De afspraak stond op vrijdag 16 april 2021 ingepland maar kon niet doorgaan vanwege onrust op de afdeling. Op 19 april 2021 werd de raadsman gebeld door de PI met de mededeling dat de afspraak toch door kon gaan, maar de afspraak kon vervolgens niet doorgaan vanwege het coronavirus op de afdeling. Het beroep ziet op het ernstig belemmeren van het vrije verkeer tussen de raadsman en klager. Iedere vorm van contact beperken, zonder redelijk alternatief, is onrechtmatig. De directeur had er zorg voor moeten dragen dat bezoek mogelijk was. Ook waren er geen digitale alternatieven. Anders dan de directeur heeft gesteld zijn terugbelverzoeken meer dan een week onbeantwoord gebleven. Daarbij is telefonisch contact geen redelijk alternatief voor klager aangezien hij de Nederlandse en Engelse taal niet machtig is. Schriftelijk communiceren is om die reden ook geen reële optie. De raadsman heeft geen nutteloos terugbelverzoek uitgezet maar wel meerdere malen verzocht om videobeeldbellen, nadat hem meerdere malen fysieke toegang tot klager is ontzegd. De directeur stelt dat beeldbellen op cel zoveel mogelijk werd aangeboden, maar dat was bij klager niet mogelijk. Zijn strafzaak voorbereiden via de post was ook geen optie. Mede vanwege het gegeven dat de raadsman klager niet heeft kunnen bezoeken is noodzakelijkerwijs om aanhouding verzocht van zijn strafzaak op 29 april 2021. Het belemmeren van het vrije verkeer tussen de advocaat en klager is in strijd met artikel 46 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 38, zevende lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Het vrije verkeer tussen een advocaat en zijn cliënt is noodzakelijk met betrekking tot een eerlijke verdediging. Daarbij is het onbegrijpelijk dat klager op 29 april 2021 wel fysiek op zitting aanwezig kon zijn maar dat een fysieke bespreking met klager in de PI al die tijd (ook op 28 april 2021) onmogelijk was. Verzocht wordt om aan klager een schadevergoeding toe te kennen. Bij het beroepschrift zijn e-mailberichten van de raadsman gevoegd met daarin meerdere verzoeken aan de PI om contact te krijgen met klager.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in beroep geen nader standpunt ingenomen.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 39, vierde lid, in samenhang bezien met artikel 37, eerste lid aanhef en onder j, van de Pbw wordt een gedetineerde in staat gesteld met zijn rechtsbijstandsverlener telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. De beroepscommissie heeft in RSJ 2 januari 2012, 11/2714/GA en RSJ 1 maart 2013, 12/3913/GA en 12/4042/GA overwogen dat, indien door een advocaat aan een gedetineerde het verzoek wordt gedaan telefonisch contact op te nemen, daarmee als uitgangspunt de noodzaak tot telefonisch contact voldoende vast staat. Uitgangspunt is voorts dat een terugbelverzoek van een advocaat binnen een redelijke termijn (in het licht van de aard van het verzoek) moet worden gehonoreerd (vergelijk RSJ 28 december 2020, 19/5101/GA).

 

In de door de raadsman in beroep toegezonden e-mailberichten valt te lezen dat de raadsman op 13 april 2021 bij de inrichting een verzoek heeft gedaan om klager op donderdag (15 april 2021) via beeldbellen te spreken. Op 15 april 2021 heeft de raadsman nogmaals zeer dringend verzocht via de mail (‘terugbelverzoeken’) om klager in de gelegenheid te stellen uiterlijk vrijdag (16 april 2021) zijn raadsman te spreken door middel van videobellen. Op 16 april 2021 heeft de raadsman in een uitgebreidere mail aan de PI aangegeven dat de zaak van klager inhoudelijk behandeld zou worden op 29 april 2021 en dat hij vanaf de week van 5 april 2021 heeft geprobeerd diverse bezoekafspraken te maken met klager maar dat dat vanwege een nieuwe lockdown nog niet mogelijk is gebleken. Diverse verzoeken tot videobellen hebben ook nog niets opgeleverd. De raadsman heeft daarbij aangegeven dat het absoluut noodzakelijk is – met het oog op een eerlijke verdediging – dat klager in de gelegenheid wordt gesteld om de zaak met zijn raadsman te bespreken. Op 19 april 2021 is een afspraak uiteindelijk niet doorgaan vanwege het coronavirus op de afdeling.

 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur in de beklagprocedure volgt dat aan klager op 16 april 2021 de ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor de duur van zeven dagen in eigen cel is opgelegd in verband met een besmetting met het coronavirus binnen de PI. Voor de veiligheid en gezondheid van alle gedetineerden en personeel zijn de gedetineerden in afzondering in eigen cel geplaatst met de beperking dat de gedetineerden gedurende de looptijd van deze maatregel niet werden uitgesloten voor luchten en/of bellen. Beeldbellen op cel werd wel zoveel mogelijk aangeboden. Dringende terugbelverzoeken van de advocatuur werden afgehandeld door de gedetineerde op cel te laten bellen of individueel uit te sluiten om gebruik te kunnen maken van de telefooncel. Postverkeer ging gewoon door.

 

De beroepscommissie is van oordeel dat met de nadere onderbouwing van de raadsman de noodzaak van het contact met klager voldoende aannemelijk is geworden. Gesteld noch gebleken is dat er geen gelegenheid was om klager toe te staan om via bezoek - in de periode vóór de afzondering - dan wel via beeldbellen tijdens de afzondering contact te hebben met zijn raadsman.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

De beroepscommissie ziet aanleiding om klager wegens het vier keer niet kunnen bellen een tegemoetkoming toe te kennen van  €50,00.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 1 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven