Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21527/GA, 1 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Corona  v

Nummer          21/21527/GA

               

Betreft [klager]

Datum 1 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing dat hij naar aanleiding van een terugbelverzoek op 19 april 2021 niet in de gelegenheid is gesteld zijn raadsman terug te bellen vanwege de lockdown en hem de toestemming is onthouden om met zijn familie gedurende negen dagen (18 juli tot 27 juli 2021) telefonisch contact op te nemen.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 7 mei 2021 het beklag ongegrond verklaard (G-2021-000206). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. D.M. Penn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is niet op zijn klacht gehoord. De maatregel was niet in het belang van de orde of de veiligheid en niet proportioneel. Klager is onvoldoende gecompenseerd. Verzocht wordt klager alsnog te horen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in beroep geen nader standpunt ingenomen.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

 

Op grond van artikel 39, vierde lid, in samenhang bezien met artikel 37, eerste lid aanhef en onder j, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt een gedetineerde in staat gesteld met zijn rechtsbijstandsverlener telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. De beroepscommissie heeft in RSJ 2 januari 2012, 11/2714/GA en RSJ 1 maart 2013, 12/3913/GA en 12/4042/GA overwogen dat, indien door een advocaat aan een gedetineerde het verzoek wordt gedaan telefonisch contact op te nemen, daarmee als uitgangspunt de noodzaak tot telefonisch contact voldoende vast staat. Uitgangspunt is voorts dat een terugbelverzoek van een advocaat binnen een redelijke termijn (in het licht van de aard van het verzoek) moet worden gehonoreerd (vergelijk RSJ 28 december 2020, 19/5101/GA).

Gelet op artikel 39, eerste lid, van de Pbw, heeft een gedetineerde het recht ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting.

 

Uit het klaagschrift volgt dat naar aanleiding van een terugbelverzoek van de advocaat op 19 april 2021 telefonisch contact is opgenomen door de PI met de mededeling dat klager niet in de gelegenheid is om met zijn advocaat telefonisch contact op te nemen vanwege de lockdown. Telefonisch is de noodzaak van het terugbelverzoek toegelicht, het betrof de bespreking van klagers zaak. Daarnaast is klager (vanwege de lockdown) de toestemming onthouden om met zijn familie gedurende negen dagen contact op te nemen.

 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur in de beklagprocedure volgt dat op 13 april 2021 aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op eigen cel is opgelegd in verband met een besmetting met het coronavirus binnen de PI. Op 17 april 2021 zijn alle gedetineerden getest. Uit de testuitslag bleek dat nog een gedetineerde positief getest was op het coronavirus. Voor de veiligheid en gezondheid van alle gedetineerden is iedereen opnieuw in afzondering geplaatst op 17 april 2021 voor de duur van tien dagen in afwachting van een nieuwe testronde. Inhoudelijk was deze ordemaatregel gelijk aan de eerdere ordemaatregel met die beperking dat de gedetineerde gedurende de looptijd van deze maatregel niet werd uitgesloten voor luchten en/of bellen. De gedetineerde bleef op cel en kon voor zover de capaciteit dat toeliet af en toe gebruikmaken van beeldbellen.

Alle gedetineerden is de mogelijkheid geboden een formulier in te vullen, zodat de administratie namens hen contact kon opnemen met een contactpersoon buiten de inrichting. Tevens kon door middel van dit formulier de advocaat geïnformeerd worden. Postverkeer ging gewoon door. Dringende terugbelverzoeken van de advocatuur werden volgens de inlichtingen van de directeur afgehandeld door de gedetineerde op cel te laten bellen of individueel uit te sluiten om gebruik te kunnen maken van de telefooncel.

 

De beroepscommissie is van oordeel dat de opgelegde ordemaatregel in het kader van de  veiligheid en gezondheid van gedetineerden en personeel niet onredelijk en onbillijk was. De beroepscommissie is daarnaast van oordeel dat met het terugbelverzoek en de nadere (telefonische) toelichting van de advocaat aan de PI voldoende aannemelijk is dat sprake was van de noodzaak om contact met klager te hebben in verband met zijn zaak. Nu volgens de schriftelijke inlichtingen van de directeur de mogelijkheid van beeldbellen of het gebruik van de telefooncel aanwezig was, acht de beroepscommissie zonder nadere motivering niet zonder meer begrijpelijk waarom klager op 19 april 2021 niet in de gelegenheid is gesteld om telefonisch contact te hebben met zijn advocaat. 

Daarnaast is sprake van schending van het recht als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Pbw, aangezien klager stelt gedurende negen dagen niet in de gelegenheid te zijn gesteld met zijn familie te bellen en dit niet door de directeur is weersproken. Gesteld noch gebleken is dat er geen (enkele) gelegenheid was om klager toe te staan om via beeldbellen contact met zijn familie te hebben.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

De beroepscommissie ziet aanleiding om klager ten aanzien van het niet kunnen bellen met zijn advocaat een tegemoetkoming toe te kennen van €12,50 en ten aanzien van het niet kunnen bellen met zijn familie €7,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van in totaal €20,-.

 

Deze uitspraak is op 1 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven