Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3555/GA, 24 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3555/GA

betreft: [klager] datum: 24 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.H. Dijkstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 december 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2008, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. T.H. Dijkstra, en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep nog aan de orde – de ontzegging van de toegang tot de inrichting van twee bezoekers gedurende drie maanden, in verband met de verdenking van betrokkenheid bij de invoer van contrabande.

De beklagcommissie heeft – zo verstaat de beroepscommissie – het beklag op formele gronden gegrond en materieel gezien ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep beperkt zich tot de ontzegging van het bezoek. Het betreft een voor klager ingrijpende beslissing. Bij het nemen daarvan dient een afweging gemaakt te worden of de ernst van de feiten een dergelijke ontzegging rechtvaardigt. Op zich kan wel
worden vastgesteld dat er bij klager bepaalde middelen in de vorm van pillen zijn aangetroffen. Niet is vast komen te staan wat voor middelen dit zouden zijn. De directeur stelt dat het Viagra betrof; dat valt echter niet meer na te gaan. Klager stelt
die pillen te hebben betrokken van een medegedetineerde. Het bezoek heeft niets van doen gehad met die pillen. Voorafgaand aan het bezoek zijn die pillen niet aangetroffen. Na het bezoek zonder toezicht worden de pillen aantroffen bij klager. Klagers
bezoekster heeft niets ingevoerd. De gedetineerde van wie klager de pillen heeft gekregen, heeft als getuige willen verklaren bij de beklagcommissie. Dat is echter niet gebeurd. De ontzegging is inmiddels geëindigd. Klager wil het beroep enkel
doorzetten, omdat hij vastgesteld wil hebben dat zijn bezoek niets te maken heeft gehad met de invoer van contrabande.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is na een bezoek zonder toezicht in afzondering geplaatst omdat er signalen waren dat hij in het bezit zou zijn van contrabande. Die contrabande is bij de controle na het bezoek ook bij klager aangetroffen. Omdat de directeur er toen vanuit is
gegaan dat die contrabande is ingevoerd door het bezoek, is toen die bezoekers de toegang tot de inrichting ontzegd. Namens klager wordt in beroep een naam van een gedetineerde genoemd als zijnde de verstrekker van de contrabande. Tijdens de
afhandeling
van het verslag en bij de behandeling door de beklagcommissie is die naam nooit genoemd. Na afloop van een bezoek zonder toezicht worden de gedetineerden standaard gefouilleerd, de directeur weet niet of dit in het onderhavige geval ook voorafgaand
daaraan is gebeurd.

3. De beoordeling
In beginsel staat tegen een gegrondverklaring van het beklag geen beroep open voor de klager. Dat beginsel lijdt in dit geval uitzondering, nu de beklagcommissie heeft aangegeven dat er hier sprake is van een formele gegrondverklaring en dat de klacht
materieel gezien ongegrond werd geacht. Gelet daarop is klager ontvankelijk in zijn beroep.

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de formele gegrondverklaring van het beklag. Uit de door de directeur overgelegde mededeling van de oplegging van een disciplinaire straf d.d. 6 november 2007, waarin tevens staat vermeld dat de
betreffende bezoekers een bezoekontzegging van drie maanden zullen krijgen, blijkt – anders dan de beklagcommissie in haar uitspraak vermeldt - genoegzaam dat deze niet is ondertekend met de woorden “iso-personeel” maar door een unit-directeur van de
gevangenis Veenhuizen.

Niet in het geding is dat er bij klager pillen zijn aangetroffen. Hoewel namens klager is aangevoerd dat de samenstelling van die pillen niet is komen vast te staan, is de verklaring van klager – dat het hier Viagra zou betreffen – voldoende voor de
vaststelling dat hetgeen is aangetroffen, als contrabande kon worden aangemerkt. Nu die contrabande is aangetroffen onmiddellijk na het bezoek zonder toezicht, kon de directeur in redelijkheid aannemen dat die contrabande was ingevoerd door klagers
bezoekers. De omstandigheid dat voorafgaand aan dat bezoek geen controle aan kleding en/of lichaam van klager is uitgevoerd, maakt dit oordeel niet anders.

Het vorenstaande in onderling verband bezien maakt dat de bestreden beslissing van de directeur niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht, de uitspraak van de beklagrechter – voor zover in beroep aan de orde – moet worden vernietigd en dat het
beklag in zoverre alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven