Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26147/GA, 4 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

 

Nummer   22/26147/GA

Betreft [Klager]

Datum 4 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem niet te promoveren naar het plusprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo heeft op 16 februari 2022 het beklag ongegrond verklaard (KA-2021-357). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, en de directeur van de PI Almelo (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De reden dat klager niet deelneemt aan de arbeid is, omdat hij een universitaire studie cultuurwetenschappen volgt. Deze studie is onderdeel van zijn re-integratieplan. Klager volgt al vier jaar lang studies. Klager steekt veel energie en tijd in zijn studie.

De RSJ heeft in twee andere zaken van klager overwogen dat het volgen van een studie een goed re-integratiedoel is (RSJ 29 augustus 2022, 21/24256/GA en RSJ 29 augustus 2022, 21/23336/GA). De directeur heeft de bevoegdheid om klager vrij te stellen van de arbeid. In navolging van deze uitspraken, is de beslissing tot niet promoveren niet voldoende gemotiveerd.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft niet gereageerd op het beroep.

 

3. De beoordeling

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (verder: de Regeling) in verband met de wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen van gedetineerden komt naar voren dat het uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.

Het belang van arbeid is ondanks het vervallen van de arbeidsverplichting nog steeds een belangrijk punt bij de beoordeling of een gedetineerde wordt gedegradeerd naar het basisprogramma of wordt geplaatst in het plusprogramma. Hoewel het de gedetineerde vrij staat om al dan niet deel te nemen aan de arbeid, kan dit daarom tot gevolg hebben dat hij of zij bij het niet deelnemen aan de arbeid wordt gedegradeerd. Een gedetineerde kan echter in het plusprogramma blijven als hij of zij geen arbeid verricht, maar op andere wijze blijkt dat de gedetineerde voldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie. Het is voorstelbaar dat wanneer een gedetineerde niet werkt, maar in het kader van zijn re-integratie een studie volgt, hij toch voldoet aan het gewenste gedrag als bedoeld in de Regeling. Dit dient dan door de gedetineerde te worden onderbouwd en de directeur dient dit vervolgens mee te nemen in de beslissing en een belangenafweging te maken (vgl. RSJ 29 augustus 2022, 21/24256/GA).

Klager neemt geen deel aan de arbeid, omdat hij (ook) tijdens de arbeidsuren wil studeren en een boek wil schrijven. Het niet deelnemen aan de arbeid wordt ingevolge bijlage 1 van de Regeling aangemerkt als ongewenst gedrag.

Het is de beroepscommissie bekend dat klager op een andere manier verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie door een studie te volgen en bezig te zijn met het schrijven van een boek. Dit betekent niet dat klager om die reden geplaatst moet worden in het plusprogramma, maar vereist wel dat de directeur hier acht op slaat in zijn beslissing. Uit de beslissing tot het niet promoveren van klager naar het plusprogramma volgt echter niet hoe dit wordt gewaardeerd door de directeur en welke betekenis dit heeft voor de vereiste (inzichtelijke en deugdelijke) belangenafweging. Om die reden komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing onvoldoende is gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.

 

 

Deze uitspraak is op 4 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. F. Sieders en mr.dr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven