Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0676/GA en 08/0693/GA, 24 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/676/GA en 08/693/GA

betreft: [klager] datum: 24 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

en van een bij het secretariaat van de beroepscommissie ingekomen beroepschrift van de directeur van de gevangenis Ter Apel,

beiden gericht tegen een uitspraak van 4 maart 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde gevangenis,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2008, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens – kortweg – werkweigering; en
b. de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.

De beklagrechter heeft onderdeel a van het beklag gegrond en onderdeel b ongegrond verklaard, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van onderdeel b van het beklag als volgt – zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht.
Klager stelt zich op het standpunt dat het verzoek om algemeen verlof in eerste instantie werd toegestaan. Klager heeft toen aangegeven een deel van het saldo van zijn rekening courant op te willen nemen. Ook heeft hij verzocht enkele kledingstukken
mee
te mogen nemen. Vervolgens kreeg klager te horen dat het verlof werd ingetrokken. Klager kan zich hier niet mee verenigen. Anders dan door de directeur is gesteld, wilde hij niet al zijn geld en kleding meenemen. Overigens heeft klager zijn vogel al
eerder uitgevoerd. Klager is van mening dat zijn resocialisatie door dat intrekken van het verlof onnodig wordt bemoeilijkt. Hij heeft inmiddels al 25 keer verlof genoten en die verloven zijn steeds goed verlopen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
De directeur heeft, voorafgaand aan de afhandeling van het terzake opgemaakte verslag, contact gehad met de inrichtingsarts. De arts heeft toen aangegeven dat er in klagers medische dossier geen aanwijzingen waren voor allergische klachten van klager.
De arts zou daarover pas iets kunnen zeggen nadat er eventueel allergische symptomen zouden optreden. Na dit voorval heeft klager de arts bezocht. De arts heeft ook toen tegen klager gezegd dat hij pas een oordeel geven kon op het moment dat er zich
klachten zouden voordoen. Omdat klager niet arbeidsongeschikt was en geweigerd heeft om deel te nemen aan de arbeid, is hij gesanctioneerd. Dit was overigens de eerste keer dat hij deel moest nemen aan de arbeid. Die bewuste dag heeft hij slechts heel
even deelgenomen aan het arbeidsproces.
Ten aanzien van onderdeel b:
Met betrekking tot de verlofaanvraag gold dat de directeur weinig vertrouwen had in een goed verloop van het verlof. Gelet op het door klager vertoonde gedragspatroon, te weten het uitvoeren van zijn vogel, het willen meenemen van al zijn eigendommen
en
het opnemen van het saldo van zijn rekening-courant, kreeg de directeur het vermoeden dat klager zich mogelijk aan de verdere detentie zou willen onttrekken. Om die reden is de verlofaanvraag afgewezen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag geldt dat klager, na korte tijd te hebben deelgenomen aan de arbeid, heeft aangegeven niet langer aan die arbeid deel te willen nemen omdat hij allergische klachten zou krijgen. Van de beëindiging van deelname
aan de arbeid, waartoe klager – behoudens bij ziekte of arbeidsongeschiktheid – in beginsel verplicht was, is verslag opgemaakt. De directeur heeft vervolgens navraag gedaan bij de inrichtingsarts en deze heeft toen – zulks is voldoende aannemelijk
geworden – verklaard dat hem geen medische aanleiding bekend was die zou moeten leiden tot een arbeidsongeschiktheidsverklaring van klager. Gelet daarop heeft de directeur in redelijkheid kunnen concluderen dat klager heeft geweigerd deel te nemen aan
de arbeid en aan klager – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – de onderhavige disciplinaire straf op kunnen leggen. Dat betekent dat de uitspraak van de beklagrechter in zoverre niet in stand kan blijven, het beroep van de directeur
gegrond moet worden verklaard en dit onderdeel van het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.
Dit betekent tevens dat er geen aanleiding meer is om een tegemoetkoming vast te stellen.

Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag naar voren is gebracht
kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep van klager zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel a van het beklag en verklaart dat onderdeel van het beklag alsnog ongegrond.
Zij verklaart het beroep van klager ten aanzien van onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor dat onderdeel.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 april 2008

secretaris voorzitter

Naar boven