Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1306/SGA, 5 juni 2008, schorsing
Uitspraakdatum:05-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/1306/SGA

Betreft: [klager] datum: 5 juni 2008

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen.

Verzoeker vraagt - zo verstaat de voorzitter - om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de (voorgenomen) beslissing van de directeur van genoemde p.i., inhoudende dat verzoeker bij weigering
om
medewerking te verlenen aan de plaatsing op een meerpersoonscel in een strafcel zal worden geplaatst.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 30 april 2008 (kennelijks is hier sprake van een verschrijving en moet 30 mei 2008 worden gelezen) alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 2 juni 2008.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft zijn schorsingsverzoek niet toegelicht.

De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Op 2 juni 2008 is verzoeker te kennen gegeven dat hij op een meerpersoonscel zou worden geplaatst. Verzoeker is meegedeeld dat indien hij niet zou meewerken aan deze plaatsing hem een
disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel zou worden opgelegd. Verzoeker gaf hierop te kennen niet te zullen meewerken waarop hij in afzondering is geplaatst. Het is binnen de inrichting gebruikelijk dat alle aankomsten binnen 1
a 2 weken worden besproken in het aankomstenoverleg, onder meer om te bezien of er sprake is van mogelijke contra-indicaties met betrekking tot plaatsing op een meerpersoonscel. Verzoeker heeft aangegeven dat plaatsing op een meerpersoonscel problemen
zou geven. Daar dit niet duidelijk naar voren kwam uit het overleg heeft een gesprek plaatsgevonden met de inrichtingspsychologe. Verzoeker is vervolgens in het Sociaal Medisch Overleg besproken en daar heeft men geen contra-indicaties genoemd die
plaatsing op een meerpersoonscel in de weg staan. Uit zijn penitentiair dossier blijkt dat verzoeker tijdens zijn twee laatste detenties geen contra-indicaties heeft gehad. Gelet hierop is zorgvuldig gehandeld. De plaatsing in een strafcel is niet te
voorkomen geweest temeer omdat verzoeker bleef volharden in zijn weigering om medewerking te verlenen.

2. De beoordeling
Het schorsingsverzoek is gericht tegen de voorgenomen beslissing van de directeur om verzoeker een disciplinaire straf op te leggen indien hij niet zou meewerken aan de plaatsing in een meerpersoonscel. De beslissing strekkende tot plaatsing van
verzoeker in een meerpersoonscel werd derhalve op dat moment (nog) niet ten uitvoer gelegd.

Nu er op dat moment nog geen sprake was van een tenuitvoerlegging en de voorzitter op grond van het bepaalde in artikel 66, eerste lid, van de Pbw slechts de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur kan schorsen, komt het verzoek niet voor
toewijzing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De voorzitter merkt daarbij nog op dat, ook indien er wel sprake zou zijn van een tenuitvoerlegging, dit niet zou kunnen leiden tot een ander oordeel. Die beslissing van de directeur zou naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet zodanig
onredelijk of onbillijk zijn dat dit een spoedeisend belang zou kunnen opleveren om over te gaan tot schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing van de directeur. Hetgeen door of namens verzoeker is aangevoerd maakt dit (voorlopig) oordeel
niet anders.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 5 juni 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven