Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0336/GA, 19 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/336/GA

betreft: [klager] datum: 19 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.C. van der Velde, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis De Grittenborgh te Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2008, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn klager en [..., unit-directeur bij de gevangenis De Grittenborgh, gehoord.
Klagers raadsman, mr. V.C. van der Velden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Van hetgeen ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gebracht, is verslag opgemaakt, welk verslag ter kennisneming is gezonden aan klager, zijn raadsman en de directeur. Klagers raadsman is daarbij in de gelegenheid gesteld een nadere
toelichting te geven op het beroep. Klagers raadsman heeft bij brief van 9 juni 2008 gebruik gemaakt van die gelegenheid.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen, wegens – kortweg – de verdenking van betrokkenheid bij een op handen zijnde vluchtpoging.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als
volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De reden voor de overplaatsing had iets te maken met telefonische informatie van het Gedetineerden recherche-informatiepunt (Grip). Omdat er nooit schriftelijke informatie is geweest, valt een en ander niet te controleren en moet deze voor onjuist
worden gehouden. Klager is naar aanleiding van die Gripinformatie in afzondering geplaatst. Hij is overigens van mening dat de uitreiking van de afzonderingsbeslissing niet onverwijld is geschied, klager kreeg die beslissing pas na vijftien uur. Toen
hij in afzondering werd geplaatst, is hem de reden daarvoor niet gemeld. Klager is toen ook niet gehoord. Klager, die veel medische klachten heeft, had problemen in de afzonderingscel. Hij had daar niet de beschikking over de middelen voor een goede
medische verzorging. Hij is daarna overgeplaatst naar zijn eigen cel en die cel is toen gestript. Als de directeur verklaart dat dit niet is gebeurd, dan spreekt hij de onwaarheid.
Toen klager de dag na zijn insluiting vroeg naar de reden daarvoor, kreeg hij te horen dat hij via de telefoon plannen zou hebben gemaakt voor een ontsnapping. Een en ander zou via een medegedetineerde, die dit gehoord zou hebben, aan het personeel
zijn
gemeld. Klager bestrijdt dit en heeft gevraagd een en ander, bijvoorbeeld door het uitluisteren van de opnames van de telefoongesprekken, te onderzoeken. Dat is niet gebeurd. Klager heeft gehoord dat die medegedetineerde in opdracht van een
unit-directeur dit verhaal heeft verzonnen om klager zo weg te krijgen uit Hoogeveen. Medisch gezien had hij geen enkel belang bij een ontsnapping. Zijn gezondheid is daar te slecht voor.

Namens klager heeft de raadsman voorts – schriftelijk – nog het volgende naar voren gebracht:
Namens klager wordt nogmaals benadrukt dat klagers medische toestand van dien aard was, dat hij om die reden weinig baat zou hebben bij een ontvluchtingspoging. Voorts is hij van mening dat het niet voorhanden hebben van de van klager opgenomen
telefoongesprekken onzorgvuldig handelen oplevert van de directeur.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft voorafgaand aan de afzonderingsplaatsing uitgebreid gesproken met klager. Hem is de reden voor de plaatsing in de afzonderingscel gemeld. Klager is in afzondering geplaatst omdat er informatie binnen was gekomen omtrent
ontvluchtingsplannen bij klager. Dit leverde veel ruis en onrust op de verblijfsafdeling op. Om die reden is er telefonisch contact geweest met het Grip. Er is geen schriftelijke rapportage van het Grip. Klager is, mede gelet op zijn medische toestand,
al snel in de eigen cel geplaatst. Die cel is nooit gestript.

3. De beoordeling
Wanneer inlichtingen voorhanden zijn waaruit kan worden afgeleid dat een gedetineerde telefonisch spreekt over ontvluchting kan dat in het algemeen worden gezien als voldoende reden om zodanige maatregelen te nemen dat het verder plannen van een
ontvluchting onmogelijk wordt gemaakt. Gelet daarop kan de beslissing van de directeur om klager bij wijze van ordemaatregel af te zonderen bij afweging van alle omstandigheden de toets van de redelijkheid en billijkheid doorstaan. In een dergelijk
geval is het echter zonder meer aangewezen dat nader onderzoek wordt gedaan in verband met de over ontvluchting ingekomen inlichtingen. Om die reden is het juist dat de directeur contact heeft opgenomen met het Grip. Nu vaststaat dat het Grip geen
schriftelijke informatie heeft verstrekt en enig resultaat van (ander) nader onderzoek niet is gebleken, is beperking in duur van de ordemaatregel aangewezen. Gelet daarop dient de beslissing van de directeur – voor zover de tenuitvoerlegging daarvan
langer van vier dagen heeft geduurd – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk te worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom – ten aanzien van de duur van de opgelegde ordemaatregel – niet in stand
blijven en het beklag dient in zoverre alsnog gegrond te worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, zijn er termen aanwezig om aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de oplegging van de onderhavige ordemaatregel en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep ten aanzien van de duur van de opgelegde
ordemaatregel
gegrond voor zover deze de vier dagen te boven gaat, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven