Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1121/GV, 16 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1121/GV

betreft: [klager] datum: 16 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 mei 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Voor zover de selectiefunctionaris heeft aangevoerd dat het beroepschrift niet dan wel te laat van gronden is voorzien, gaat de selectiefunctionaris eraan voorbij dat op 22 mei 2008 een nadere
onderbouwing van het beroep is gegeven. Dit is gebeurd nadat door de raadsman was aangegeven dat de nadere onderbouwing van het beroep zou worden gegeven na ontvangst van de betreffende stukken. Klager voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen
voor algemeen verlof. Het verzoek is afgewezen omdat politie, openbaar ministerie en de inrichting negatief zouden hebben geadviseerd. Met betrekking tot het advies van de directeur van de gevangenis Lelystad geldt dat deze negatief adviseert omdat
politie en justitie negatief adviseren. De directeur is zelf van mening dat het gedrag van klager in de inrichting een positief advies zou kunnen rechtvaardigen. Het openbaar ministerie adviseert negatief naar aanleiding van een veroordeling voor
ernstige en gewelddadige feiten. Dit vonnis is evenwel nog niet onherroepelijk. Ook wordt door het openbaar ministerie voorbijgegaan aan het feit dat algemeen verlof bedoeld is ter voorbereiding op een naderende invrijheidstelling. Nu klagers
v.i.-datum
gelegen is in april 2009, is er aanleiding om hem, los van de feiten waarvoor hij gedetineerd is, in staat te stellen zich voor te bereiden op de terugkeer in de samenleving. De politie adviseert negatief omdat klager een woonadres en een relatie had
in
Brazilië en gebruik zou hebben gemaakt van valse reisdocumenten. Klager heeft evenwel een vast adres in Nederland en heeft steeds op zijn Nederlands paspoort gereisd. Klager staat ingeschreven op het adres van zijn broer in Enkhuizen, dit heeft hij op
de aanvraag voor het algemeen verlof duidelijk aangegeven. Voorgesteld is dat klager zijn paspoort zal inleveren. Klager zou al op 16 oktober 2007 in aanmerking hebben kunnen komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) en op 10
oktober 2008 voor plaatsing in een z.b.b.i. Indien hij deel mag nemen aan een penitentiair programma, dan zou dit al op 9 juli 2008 kunnen aanvangen. Klager is van mening dat de rechtbank in de opgelegde gevangenisstraf de belangen van de nabestaanden
van het slachtoffer voldoende heeft meegewogen. De hoogte van de opgelegde straf geeft aan dat klagers rol daarbij ondergeschikt werd geacht. Dit hoeft daarom geen reden te zijn voor een negatief advies. De rapportages van het hoofd van het TR-traject
en van de inrichting zijn positief en geven aanleiding voor een toewijzing van het verzoek. Indien aan de negatieve adviezen van de politie en het openbaar ministerie tegemoet zou moeten worden gekomen, kan dit door het stellen van de bijzondere
voorwaarde van het inleveren van het paspoort en het verplicht melden op het politiebureau. Daarnaast kan het openbaar ministerie enige dagen tevoren in de gelegenheid worden gesteld de familie van het slachtoffer in kennis te stellen van het verlof
van
klager.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris is van mening dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep nu het beroepschrift niet is onderbouwd. Weliswaar heeft de selectiefunctionaris op 27 mei 2008 een nadere onderbouwing van het beroep ontvangen,
maar deze is naar zijn mening buiten de daarvoor geldende termijn ingediend. De selectiefunctionaris heeft op 22 mei 2008 navraag gedaan bij de Raad naar de nadere onderbouwing en, toen daar werd aangegeven dat die nog niet was ontvangen, vervolgens
het
verweer ingediend. Op 27 mei 2008 ontving hij alsnog een nadere onderbouwing van het beroep. De selectiefunctionaris is van mening dat die aanvulling buiten de geldende termijn is ingediend. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen op de gronden als
vermeld in de bestreden beslissing.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Daarbij is aangegeven dat het advies van de inrichting positief had kunnen zijn, maar dat de adviezen van het openbaar ministerie en de politie
zodanig
zwaarwegend worden geacht dat in dit geval negatief moet worden geadviseerd.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven negatief te adviseren, daarbij wordt verwezen naar de aard en ernst van de feiten waarvoor klager in eerste aanleg is veroordeeld , dat verlof door de maatschappij en met name de
nabestaanden van het slachtoffer niet begrepen zou worden en het feit dat niet denkbeeldig wordt geacht dat klager in hoger beroep een aanmerkelijk hogere gevangenisstraf opgelegd zal krijgen.
De politie Noord Holland Noord heeft negatief geadviseerd. Aangegeven is dat gevreesd wordt voor onttrekking aan detentie en dat het opgegeven verlofadres in Enkhuizen (abusievelijk vermeld als Elzenbaan 88) een postadres zou betreffen.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klager geldt dat voorop staat dat klager tijdig beroep heeft ingesteld. Op grond van artikel 72, eerste lid, van de Pbw, dient het beroepschrift met redenen te zijn omkleed. De bestreden beslissing dateert van
7 mei 2008. Het beroepschrift van klager dateert van 9 mei 2008 en is op 14 mei 2008 ontvangen bij het secretariaat van de Raad. Op 19 mei heeft klagers raadsman, mr. J.M. Keizer zich gesteld als zodanig en verzocht om toezending van de stukken. Op 22
mei 2008 is bij het secretariaat van de Raad een aanvullend beroepschrift ontvangen, inhoudende een nadere onderbouwing van het beroep van klager. Op 26 mei 2008 is vervolgens de reactie van de selectiefunctionaris, van 22 mei 2008, ontvangen. Op 28
mei
2008 heeft de selectiefunctionaris aangegeven de nadere onderbouwing van het beroepschrift op 27 mei te hebben ontvangen en van mening te zijn dat die reactie buiten de vastgestelde termijn is gegeven en daarom bij de beoordeling geen rol mag spelen.
De
raadsman van klager heeft op 29 mei 2008 gereageerd op de reactie van de selectiefunctionaris van 28 mei 2008 en aangegeven dat hij van mening is dat klager ontvankelijk is in zijn beroep.

Uit het voorgaande volgt dat de raadsman de door hem aangekondigde aanvulling van het beroepschrift heeft verzonden kort na ontvangst van de stukken. Deze toezending heeft correspondentie met de selectiefunctionaris doorkruist. De beroepscommissie is
van oordeel dat onder deze omstandigheden het beroepschrift van de gedetineerde met de aanvulling van de gronden door diens raadsman voldoen aan het hieromtrent gestelde in artikel 72, tweede lid, van de Pbw, zodat klager kan worden ontvangen in zijn
beroep.

Klager is thans preventief gehecht terzake van een veroordeling in eerste aanleg wegens
– kortweg – medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, overtreden van de Opiumwet medeplegen van zware mishandeling, de dood tengevolge hebbende en het medeplegen van bedreiging met zware mishandeling. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot
een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden. De wettelijk vroegst mogelijke (fictieve) v.i.-datum valt op of omstreeks 8 april 2009. Het openbaar ministerie is in appèl gekomen, aangezien een veel hogere straf is geëist dan is opgelegd.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De afwijzing van het verzoek om algemeen verlof is met name gebaseerd op de negatieve adviezen van het openbaar ministerie en van de politie. De in die adviezen vermelde omstandigheden vormen een forse contra-indicatie voor verlofverlening, die een
afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en g van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaarthet beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 juni 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven