Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1231/SGA, 28 mei 2008, schorsing
Uitspraakdatum:28-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/1231/SGA

Betreft: [klager] datum: 28 mei 2008

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.L.G. Gerrits, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Oosterhoek te Grave.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde locatie d.d. 16 mei 2008, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
ontzegging
van bezoek voor de duur van een maand, ingaande op 16 mei 2008 te 08.00 uur en eindigende op 16 juni 2008 te 08.00 uur, wegens het onheus bejegenen van het personeel door bezoek.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 22 mei 2008 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 22 mei 2008.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens verzoeker is verwezen naar het klaagschrift. Daarin is – onder meer – vermeld dat verzoekers echtgenote door haar lichamelijke gesteldheid geëmotioneerd heeft gereageerd op de mededeling van het dienstdoende personeel, inhoudende dat zij haar
echtgenoot niet mocht bezoeken. De wijze waarop die mededeling aan verzoekers echtgenote is gedaan, heeft bijgedragen aan de manier waarop zij toen heeft gereageerd. De directeur heeft onvoldoende rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van
het geval.

De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Mevrouw [...] komt regelmatig op bezoek en als zij aan de balie komt is ze niet altijd even makkelijk. Personeel is wel getraind om met minder prettig reagerende personen om te gaan maar
in
dit geval is mevrouw van W. te ver gegaan in haar uitlatingen. Omdat de bijzondere omstandigheden van mevrouw van W. zijn meegewogen in de beslissing is in plaats van de gebruikelijke drie maanden een ontzegging van bezoek van een maand opgelegd.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Artikel 51, eerste lid, van de Pbw, luidt – voor zover hier van belang –:
”-1. De directeur kan wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, de navolgende disciplinaire straffen opleggen:
a. (...)
b. ontzegging van bezoek voor ten hoogste vier weken, indien het feit plaats vond in verband met bezoek van die persoon of personen;
(...).”

Nu verzoeker, blijkens het terzake opgemaakte verslag, niet betrokken is geweest bij een – bij gelegenheid van bezoek – feit dat onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de
vrijheidsbeneming, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geen sprake van enige grond voor het opleggen van onderhavige disciplinaire straf. Alleen al om die reden komt de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking. Dat geldt
temeer, nu de bestreden beslissing van de directeur kennelijk ziet op een ontzegging van alle bezoek, terwijl die ontzegging (wettelijk gezien) slechts mag gelden voor (een) bepaald(e) – bij het feit betrokken – perso(o)n(en).

Het verzoek zal, nu de bestreden disciplinaire straf is opgelegd in strijd met de wettelijke voorschriften van de artikelen 50 en 51 van de Pbw, worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van die disciplinaire straf zal daarom met onmiddellijke ingang
worden geschorst.

De voorzitter overweegt daarbij nog dat het de directeur overigens – overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, derde lid, van de Pbw – vrij staat, om aan de betreffende bezoekster de toegang tot de inrichting voor bepaalde tijd te weigeren. De
directeur dient in dat geval die bezoekster van zijn beslissing op de hoogte te stellen

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur d.d. 16 mei 2008, met onmiddellijke ingang, tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gegeven door mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 mei 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven