Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0029/JA, 9 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/29/JA

betreft: [klager] datum: 9 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van,

[...], geboren op [1987], verder te noemen klager en mr. G.J.B.C. Maton, ingediend namens klager,

gericht tegen de uitspraak van 20 december 2007 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 februari 2008, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord klager en namens de directeur van de j.j.i. Teylingereind, [...].
De raadsman heeft telefonisch laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot plaatsing in opvang van 6 augustus tot 7 augustus 2007 in strijd met artikel 4, vierde lid, sub d Bjj.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager merkt op geen bezwaar te hebben tegen behandeling van de zaak zonder zijn raadsman.
Krachtens artikel 4, vierde lid, sub d, Bjj is aan de directeur van de j.j.i. Teylingereind voorbehouden de beslissing omtrent de plaatsing in opvang, zoals bedoeld in artikel 25, eerste lid, Bjj, alsmede de verlenging daarvan, zoals bedoeld in artikel
25, derde lid, Bjj. Uit het sanctieformulier blijkt dat klager in het kader van de orde of de veiligheid van de inrichting een ordemaatregel van plaatsing in opvang is opgelegd van 6 augustus tot 7 augustus 2007. Op 7 augustus 2007 is de plaatsing in
opvang verlengd van 7 augustus tot 9 augustus 2007. Uit de sanctieformulieren blijkt dat klager door een medewerker van de j.j.i. Teylingereind in opvang is geplaatst en niet door de directeur. De directeur kan personeelsleden en medewerkers niet
machtigen om de bevoegdheden, genoemd in artikel
4, vierde lid, sub d, Bjj uit te oefenen. De plaatsing in opvang is derhalve niet krachtens de bepalingen van de Bjj geschied.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 3b, derde lid, Bjj heeft de directeur met machtiging van het bestuur de teamleiders, in totaal tien, aangewezen als zijn vervanger wat betreft de sanctionering van de jeugdigen. De bestreden beslissingen zijn genomen door een
teamleider en derhalve door een bevoegd persoon genomen. De eerste plaatsing van klager is genomen door teamleider [...]. Zij is teamleider bij de bijzondere zorggroep en had nooit eerder contact met klager gehad. Bovendien hebben de teamleiders de
beslissingen van plaatsing in opvang genomen in overleg met de directeur.

3. De beoordeling
In de notulen van de bestuursvergadering van de j.j.i. Teylingereind van 14 maart 2007 staat het volgende:
’De algemeen directeur vraagt het bestuur ermee in te stemmen dat de tijdelijke teamleiders, vanaf moment van indiensttreding in deze functie, in het kader van sancties gerechtigd zijn op treden namens de algemeen directeur. Het bestuur gaat hiermee
akkoord’

Artikel 4, vierde lid, Bjj bepaalt - voor zover in beroep aan de orde - dat aan de directeur is voorbehouden de beslissing omtrent:
(.....)
c. de uitsluiting van verblijf in de groep of van deelname aan activiteiten en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 23, derde lid, en 24, eerste lid, onder a en b, onderscheidenlijk artikel 23, vierde lid en 24, tweede lid, alsmede de verlenging
van uitsluiting van verblijf in de groep, bedoeld in artikel 23, tweede lid;
d. de plaatsing in afzondering, bedoeld in artikel 25, eerste lid, op de grond van artikel 24, eerste lid, onder a en b, de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 25, derde lid, en de tenuitvoerlegging van de afzondering in een andere inrichting of
afdeling, bedoeld in artikel 26;
(....)

Artikel 3b Bjj luidt - voor zover in beroep aan de orde – als volgt:
(.....)
derde lid: ‘Het beheer van een particuliere inrichting berust bij de directeur, die door het bestuur benoemd wordt. De directeur van een particuliere inrichting wijst met machtiging van het bestuur een of meer personen als zijn vervanger aan.’

In de Memorie van toelichting op de Bjj onderdeel 7 Beheer (Kamerstukken II 1997/98, 26016 nr. 3) staat hierover het volgende: ’De directeur kan personeelsleden en medewerkers machtigen tot uitoefening van zijn aan deze wet ontleende bevoegdheden en de
naleving van bij of krachtens deze wet gestelde (zorg)plichten, met uitzondering van de bevoegdheden, genoemd in artikel 4, eerste en vierde lid. De machtiging betreft zowel materiële als formele bevoegdheden. Ook de zorgplichten zijn overdraagbaar.
Niet overdraagbaar zijn de regelgevende bevoegdheid en beslissingen die zó ingrijpend of verstrekkend zijn, dat deze uitsluitend door de directeur of diens vervanger mogen worden uitgeoefend. (-) Het voorgestelde artikel 4 maakt aldus een onderscheid
tussen overdraagbare en niet overdraagbare bevoegdheden en plichten.’

Uit het voorgaande volgt dat het de onmiskenbare bedoeling van de wetgever is geweest om een aantal ingrijpende bevoegdheden, waaronder die tot oplegging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering, voor te behouden aan de directeur of zijn
plaatsvervanger. Kenmerkend voor hun functie is dat zij belast zijn met een algemene beheersbevoegdheid en op de voor een onbevooroordeelde en evenwichtige oplegging van een ordemaatregel noodzakelijke afstand staan ten opzichte van de gebeurtenissen.
Niet gebleken is van gewijzigde inzichten van de wetgever op dit punt. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat een beperkte aanwijzing van de teamleiders als plaatsvervangend directeur met uitsluitend de bedoeling het opleggen van sancties,
waaronder ook het opleggen van ordemaatregelen is begrepen, mogelijk te maken niet strookt met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 3b en 4 van de Bjj en de Memorie van toelichting op de Bjj. Nu sprake is van een onbevoegdelijk
genomen beslissing, moet de opgelegde maatregel nietig worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal dan ook worden vernietigd, het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard en aan klager zal voor het door hem ondervonden ongemak na te
noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 37,50.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. J. Calkoen-Nauta en drs. B. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven