Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3519/TA, 9 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 07/3519/TA

betreft: [klager] datum: 9 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 december 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 april 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en zijn raadsman mr. R. Polderman.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering van de coördinerend sociotherapeut om post van klager aan te nemen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft op 20 april 2007om 8.00 ’s morgens aangegeven dat hij geprivilegieerde post had. Toen klager later in het kantoor de brief aan de sociotherapeut ter verzending aanbood zei deze hem dat dit niet volgens de afspraken was. Klager achtte het
verstandiger geen gesprek met hem aan te gaan. De betreffende sociotherapeut is een machtswellusteling en hij is inmiddels op een andere afdeling geplaatst. Op eigen verzoek heeft klager later een gesprek gehad met het hoofd behandeling. De brief ligt
nog steeds in klagers postvakje. Er is sprake van geestelijke mishandeling. Klager eist daarvoor een compensatie.
Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het beklag is in eerste instantie gericht geweest op de weigering post te verzenden, hetgeen ontaard is in een klacht met betrekking tot de behandeling en bejegening van klager. Er is
derhalve sprake van een beslissing die een inperking inhoudt van klagers recht om post te verzenden. Uit de stukken blijkt geen redelijke weigeringsgrond om de post te verzenden, hetgeen materieel tot gegrondverklaring van het beroep moet leiden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op de afdeling wordt iedere ochtend besproken wat er die dag voor iedere patiënt gebeuren moet. Patiënten geven daarbij op wat er voor ieder van hen die dag geregeld moet worden. Op 20 april 2007 heeft klager in de dagopening aangegeven dat hij post
had
die hij graag wilde versturen. Deze post heeft klager, in tegenstelling tot de afspraken die daar over zijn, niet direct na afloop aan de dienstdoende sociotherapeut gegeven.
Toen klager later die ochtend de brief aan de coördinerend sociotherapeut wilde geven, heeft deze die post niet aangenomen omdat dit niet conform de afspraken was. Klager is vervolgens uitgenodigd om hierover in gesprek te gaan, maar dat wilde klager
niet.
De betreffende brief is later door de sociotherapeut in klagers postvakje gelegd om (alsnog) door klager aangeboden te kunnen worden voor verzending. Er is geen sprake van het tegenhouden van post.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 35 Bvt heeft de verpleegde het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. Artikel 7.1.1. van de Huisregels van de FPC Van Mesdag luidt voor zover hier van belang: ‘De patiënt heeft er recht op om zowel post te
ontvangen als te versturen. Als een patiënt post verstuurt naar iemand buiten de kliniek dan geeft hij deze post af aan een personeelslid van de kliniek. (-)’.

Anders dan ter zitting van de beklagrechter door de inrichting betoogd blijkt nu, uit het faxbericht van de Van Mesdagkliniek d.d. 4 april 2008, dat klager op 20 april 2007 wel overeenkomstig de afspraken in de dagopening heeft aangegeven dat hij post
had die hij graag wilde versturen. Klagers post is echter niet voor verzending aangenomen door de sociotherapeut, omdat klager niet volgens de afspraken direct na de dagopening de post aan hem heeft gegeven. Vervolgens is er een conflict ontstaan
tussen
klager en de betreffende sociotherapeut.
De beroepscommissie is van oordeel dat de klacht primair is gericht tegen het niet verzenden van post en klager dient derhalve alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.
De beslissing om klagers post niet te verzenden, omdat klager de post niet direct na afloop van de dagopening heeft aangeboden, maar later die ochtend, nu hij dit wel tijdig, bij de dagopening heeft aangekondigd, wordt onredelijk en onbillijk geacht en
de beroepscommissie zal het beklag gegrond verklaren.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt deze vast op
€ 10,=.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het haar verontrust dat de inrichting het probleem nog niet heeft opgelost. De betreffende brief ligt volgens klager nog steeds in zijn postvakje.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en prof. mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven