Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24324/GA, 31 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:31-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24324/GA

                                   

Betreft […]

Datum 31 oktober 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een onterechte ziekmelding voor de arbeid, ingaande op 10 september 2021 (IJ-2021-1309) en

b.         een disciplinaire straf van uitsluiting van de arbeid, voor de duur van twee dagen, vanwege een onterechte ziekmelding voor de arbeid, ingaande op 15 september 2021 (IJ-2021-1318).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 17 november 2021 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman gehoord op de zitting van 22 september 2022 in het Justitieel Complex Zaanstad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. De directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het betreft een principieel beklag en beroep. Klager heeft tweemaal een disciplinaire straf opgelegd gekregen wegens onterechte ziekmeldingen voor de arbeid. De ziekmeldingen vonden plaats na de wijziging van artikel 47 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) op 1 juli 2021, waarbij de arbeidsplicht is komen te vervallen. Klager was dan ook niet verplicht om arbeid te verrichten. Dit moet tot de conclusie leiden dat het niet deelnemen aan de arbeid, om welke reden dan ook, op dat moment geen strafwaardig gedrag oplevert. Een onterechte ziekmelding kan wel worden meegenomen in de beoordeling van het gedrag met het oog op promotie- of degradatiebeslissingen, maar niet leiden tot een disciplinaire straf. 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij het in beklag ingediende verweerschrift en sluit zich aan bij de uitspraak van de beklagrechter.

 

3. De beoordeling

Beklag a. en b.

Klager is tweemaal disciplinair gestraft omdat hij zich ten onrechte zou hebben ziekgemeld voor de arbeid. De disciplinaire straffen zijn opgelegd na het wijzigen van artikel 47 van de Pbw op 1 juli 2021. De verplichting voor een gedetineerde om arbeid te verrichten, is met deze wetswijziging komen te vervallen.

In beklag heeft de directeur naar voren gebracht dat hoewel geen sprake meer was van een verplichting tot het verrichten van arbeid, klager arbeid als re-integratiedoel heeft opgenomen in zijn detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Klager heeft afgesproken om aan de arbeid deel te nemen en voldoende inzet te tonen. Wanneer klager zich dan onterecht ziekmeldt, onttrekt hij zich aan die afspraak. De medische dienst heeft bevestigd dat klager zich onterecht heeft ziekgemeld. Klager had kunnen aftekenen voor de arbeid, maar dat wilde hij niet. Als hij dat wel had gedaan dan waren er geen disciplinaire straffen opgelegd. De directeur meent dat de disciplinaire straffen in redelijkheid konden worden opgelegd.

De beklagrechter heeft in diezelfde lijn overwogen dat hoewel er geen verplichting meer bestaat tot het verrichten van arbeid, klager niet heeft afgetekend voor de arbeid en middels zijn D&R-plan wel een verplichting is aangegaan tot het verrichten van arbeid. Nu vanwege de onterechte ziekmelding deze verplichting niet is nagekomen, kon de directeur in redelijkheid de straffen opleggen. 

De beroepscommissie komt tot een ander oordeel en overweegt daartoe als volgt.

Een disciplinaire straf kan op grond van artikel 50 van de Pbw worden opgelegd voor feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.    

Tot 1 juli 2021 was sprake van een wettelijke verplichting voor de gedetineerde om in de inrichting arbeid te verrichten. Het niet (willen) voldoen aan die wettelijke verplichting leverde in beginsel strafwaardig gedrag als bedoeld in artikel 50 van de Pbw op.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan na het vervallen van de arbeidsplicht het niet deelnemen aan de arbeid niet langer worden aangemerkt als strafwaardig gedrag als bedoeld in artikel 50 van de Pbw. Niet deelnemen aan de arbeid kan namelijk niet worden gezien als een feit dat onverenigbaar is met de orde of de veiligheid dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Klager heeft zich op twee momenten ziekgemeld voor de arbeid. Wat er verder ook zij van het al dan niet onterecht ziekmelden door klager, het sec niet deelnemen aan de arbeid had niet mogen leiden tot het opleggen van een disciplinaire straf. Dat klager met de directeur afspraken heeft gemaakt over het verrichten van arbeid, dit als re-integratiedoel heeft opgenomen in zijn D&R-plan en op die manier een verplichting zou zijn aangegaan maakt dit niet anders. Het gedrag van klager kan wel gevolgen hebben voor die gemaakte afspraken en worden meegewogen bij beslissingen in het kader van zijn re-integratie, waaronder promotie- en degradatiebeslissingen.

De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en beklag a. en b. alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €25,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart de klachten alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

 

 

Deze uitspraak is op 31 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven