Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/25048/GA, 28 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/25048/GA

    

Betreft [Klager]

Datum 28 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.  een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het positief scoren op alcohol, ingaande op 2 september 2021 (Eh 2021/434);

b.  de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma (Eh 2021/433).

 

De beklagrechter bij de locatie Esserheem heeft op 24 december 2021 het beklag onder a en b gegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem, klager en zijn raadsman, mr. T. van der Goot, gehoord op de zitting van 6 september 2022 in de PI Lelystad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Tijdens een gesprek met klager op minimaal anderhalve meter afstand heeft zowel de directeur als het afdelingshoofd een sterke alcohollucht bij klager geroken. Hierop is besloten om bij klager een ademanalyse af te nemen. Het eerste apparaat dat daarvoor werd gebruikt, werkte niet goed. Er is toen een ander geijkt apparaat gebruikt. Er is niet overwogen om bij klager een andere test af te nemen, zoals een urinecontrole.

 

Uit de eerste ademanalyse scoorde klager 0,11 promille op alcohol. Vervolgens is er een kwartier gewacht en heeft er nogmaals een ademanalyse plaatsgevonden. Uit deze analyse volgde een score van 0,05 promille. Daarmee is aangetoond dat klager positief scoorde op alcoholgebruik.

 

Volgens klager zou hij enkel alcoholvrij bier hebben gedronken. Wat klager precies heeft gedronken, is niet het discussiepunt. Het gaat erom dat is aangetoond dat klager positief scoorde op alcoholgebruik. Hoewel het een lage positieve score op alcohol betreft, is er niet zoiets als een drempelwaarde, zoals bij een THC-test.

 

Nu klager positief scoorde op alcoholgebruik, is aan hem een disciplinaire straf opgelegd. Daarnaast is klager ook gedegradeerd naar het basisprogramma, omdat het gebruik van alcohol gekwalificeerd moet worden als ontoelaatbaar gedrag. Bij het opleggen van de straf en de degradatiebeslissing is de directeur, anders dan namens klager in beroep wordt gesuggereerd, niet vooringenomen geweest. De directeur was niet op de hoogte van het drank gerelateerde index-delict waar klager voor is veroordeeld.

 

Standpunt van klager

Kort voordat klager zich weer moest melden in de inrichting, heeft hij twee alcoholvrije biertjes gekocht bij het tankstation en heeft deze opgedronken. Klager heeft bewust gekozen voor alcoholvrij bier. Deze stelling wordt onderbouwd met de verklaring van de taxichauffeur. De taxichauffeur heeft klager naar de inrichting gebracht. Deze verklaring zit ook in het dossier.

 

Er is gebruik gemaakt van een ademanalyse om te testen of klager alcohol heeft gedronken. Het is niet duidelijk wat voor soort apparaat dit precies is geweest. Het apparaat zou geijkt zijn, maar er zijn geen gegevens beschikbaar waar dit uit blijkt en wanneer deze ijking heeft plaatsgevonden. Verder valt op dat er een ademanalyse is gedaan, maar dat het resultaat in promille – een alcoholbloeduitslag – wordt uitgedrukt. Bij een ademanalyse wordt de uitslag in microgram uitgedrukt. De vraag is hoe deze uitslag is vastgesteld en of dit eventueel is omgerekend van microgram naar promille. Daar is geen inzicht in gegeven.

 

Klager scoorde laag op alcohol. Het is niet aannemelijk – zoals de directeur stelt – dat hij en het afdelingshoofd een sterke alcohollucht hebben geroken. Wellicht dat de directeur alleen een bierlucht heeft geroken. Het is voor de directeur niet mogelijk om een onderscheid te maken in geur tussen een alcohol- en een bierlucht. Op dit punt wordt aangesloten bij wat door de beklagrechter is overwogen.

 

In een recente reclame van een grote brouwerij wordt aanbevolen om alcoholvrij bier te drinken als iemand nog moet rijden. Er kan in alle redelijkheid vanuit worden gegaan dat in alcoholvrij bier geen alcohol zit. Daarnaast heeft klager het alcoholvrij bier gekocht bij een benzinestation. Klager wist – en dat is ook algemeen bekend – dat daar geen alcohol mag worden verkocht. Klager heeft geen lichamelijke aandoeningen, zoals diabetes.

 

De beslissingen hebben verstrekkende gevolgen gehad voor klager. De directeur heeft daar niet voldoende rekening mee gehouden.

 

3. De beoordeling

Disciplinaire straf: alcoholgebruik

Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd omdat hij alcohol zou hebben genuttigd. Klager heeft aangevoerd dat hij alcoholvrij bier heeft gedronken en dat dat de (lage) score verklaart. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het standpunt dat klager alcoholvrij bier heeft gedronken aannemelijk geworden, waarbij acht wordt geslagen op de verklaring van de taxichauffeur.

 

Klager scoorde positief op het gebruik van alcohol tijdens een ademanalyse. De uitslag is zeer laag en wisselend en werd weergegeven in een promillage. Dit terwijl een uitslag in promillage wordt gebruikt om het gehalte aan alcohol in het bloed aan te geven. Via een ademanalyse wordt de uitslag weergeven als microgrammen per liter uitgeademde lucht. Het is niet duidelijk geworden welke specifieke apparatuur is gebruikt voor de ademanalyse, waaruit blijkt of deze is geijkt en hoe tot een uitslag in promillage is gekomen.

 

Verder heeft klager er in redelijkheid vanuit kunnen gaan dat hij geen alcohol tot zich heeft genomen door te kiezen voor alcoholvrij bier. Ook merkt de beroepscommissie op dat het niet aannemelijk is geworden dat de directeur en het afdelingshoofd een sterke alcohollucht geroken hebben. Daarbij is met name relevant de zeer lage score op alcohol.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie op dit punt dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom op dit punt ongegrond worden verklaard.

 

Degradatiebeslissing: alcoholgebruik

Verder ligt ter beoordeling van de beroepscommissie de degradatiebeslissing voor.

 

Klager is op 1 september 2021 gedegradeerd naar het basisprogramma, omdat hij positief scoorde op alcohol en zich zou hebben onttrokken aan het toezicht. Op grond van artikel 1d, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) besluit de directeur over promotie en degradatie. Artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling bepaalt dat er altijd een besluit tot degradatie volgt indien een gedetineerde ontoelaatbaar gedrag, zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 van de Regeling, laat zien. Het gebruiken van alcohol valt onder ontoelaatbaar gedrag.

 

Eerder is door de beroepscommissie overwogen en uiteengezet dat de positieve alcoholscore in dit specifieke geval niet aan klager kan worden tegengeworpen en dat aan hem ook geen disciplinaire straf opgelegd kon worden. Er is naar het oordeel van de beroepscommissie daarom niet gebleken van ontoelaatbaar gedrag op grond waarvan directe degradatie kon volgen. Dit leidt echter – anders dan de beklagrechter heeft overwogen – niet zonder meer tot de conclusie dat om die reden de degradatiebeslissing onredelijk of onbillijk is, nu er nog een gedraging ten grondslag heeft gelegen aan deze beslissing, namelijk het onttrekken aan het toezicht.

 

Degradatiebeslissing: voldoet de beslissing?

Op basis van het dossier heeft dus aan de degradatiebeslissing enkel het onttrekken aan het toezicht ten grondslag kunnen liggen. Dit zou gekwalificeerd kunnen worden als een ongewenste gedraging (namelijk: het niet houden aan afspraken). Artikel 1d, vierde lid, van de Regeling bepaalt dat indien de gedetineerde die is gepromoveerd, niet het in de categorie “re-integratie/resocialisatie” en de categorie “verblijf en leefbaarheid” van bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze Regeling beschreven gewenste gedrag laat zien, de directeur kan besluiten tot degradatie. Indien klagers gedrag als ‘ongewenst’ dient te worden aangemerkt, dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging te maken.

 

De directeur heeft echter geen deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging in de degradatiebeslissing gemaakt (en opgenomen). Daarmee voldoet de bestreden beslissing van de directeur niet aan de daaraan gestelde eisen.

 

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden op dit punt dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging en aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 28 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. drs. F.M.J. Bruggeman, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven