Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29980/SGA, 25 oktober 2022, schorsing
Uitspraakdatum:25-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29980/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    25 oktober 2022


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure
De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het bedreigen van een medegedetineerde, ingaande op 21 oktober 2022 om 9:30 uur en eindigend op 26 oktober 2022 om 9:30 uur.

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift en van de nadere schriftelijke toelichting van verzoeker. 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur, waaronder de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing, komt naar voren dat in de cel van een medegedetineerde een bijbel is aangetroffen met daarin een handgeschreven bedreiging richting een andere medegedetineerde. Het bleek niet het handschrift van de medegedetineerde te zijn op wiens cel de bijbel is aangetroffen. Er is verder onderzoek gedaan en het handschrift van de bedreiging is vergeleken met  eerder door verzoeker ingediende klaagschriften. Aan de hand daarvan heeft de directeur geconcludeerd dat verzoeker de bedreiging heeft geschreven. In het hoorgesprek met de directeur ontkende verzoeker niet dat het zijn handschrift betreft, maar gaf hij aan niet te weten waar de bedreiging over gaat en dat deze wellicht oud was. Ook gaf hij aan geen problemen te hebben met andere gedetineerden.

De voorzitter overweegt als volgt. 
Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet is voor het opleggen van een disciplinaire straf vereist dat de gedetineerde verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begaan van het feit waarvoor hij disciplinair wordt gestraft. Gelet op het bovenstaande en dat wat verder uit de stukken naar voren komt, is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoeker verantwoordelijk kan worden gehouden voor de handgeschreven bedreiging. Uit de stukken blijkt immers niet dat ook het handschrift van andere gedetineerden is vergeleken met de bedreiging of dat er andere aanknopingspunten bestaan waaruit blijkt dat verzoeker de bedreiging heeft geschreven. Bovendien houdt de voorzitter het ervoor dat het handschriftenonderzoek intern is gedaan en niet door iemand die daartoe is opgeleid. Dat verzoeker tijdens het hoorgesprek niet (direct) heeft ontkend dat het zijn handschrift betreft, acht de voorzitter – nog steeds voorlopig oordelend– onvoldoende om tot een andere beslissing te komen. Door en namens verzoeker wordt dit uitdrukkelijk betwist. De voorzitter zal het verzoek dan ook toewijzen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 25 oktober 2022 gedaan door mr. M.L. Plas, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven