Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28244/GA, 16 november 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/28244/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    16 november 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 29 juni 2022 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. F.A. van Katwijk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij het PPC Scheveningen, (telefonisch) en klager en zijn raadsman gehoord op de zitting van 1 september 2022 in het Justitieel Complex Zaanstad. Het lid van de beroepscommissie mr. drs. L.C. Mulder was niet ter zitting aanwezig, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting. Partijen hebben aangegeven geen bezwaar hiertegen te hebben. Mr. [...], lid van de Afdeling rechtspraak van RSJ, en mr. [...], secretaris bij de RSJ, waren als toehoorder aanwezig.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De voorgenomen beslissing tot toepassing van de a-dwangbehandeling is op vrijdagavond 24 juni 2022 om 19:03 uur aan klagers raadsman kenbaar gemaakt en op 29 juni 2022 om 11:00 uur werd al een reactie verwacht. De beslissing blijkt bovendien die dag om 10:00 uur al te zijn genomen. De toegezonden bezwaren zijn niet meegenomen bij de bestreden beslissing. De termijn is wel conform de Algemene termijnenwet, maar verdient – gelet op het tijdstip waarop het voornemen bekend is gemaakt – niet de schoonheidsprijs, maar het is vooral problematisch dat de beslissing al om 10:00 uur is genomen.

Daarnaast kan niet worden gesproken van een absolute noodzaak tot toepassing van de dwangbehandeling. Er kan niet veel zekerheid worden geboden over de aard van klagers ontregeling. Het is duidelijk dat er op 18 mei 2022 veel verkeerd is gegaan, maar het is niet duidelijk waarom. Mogelijk is de ontregeling enkel door drugs ingegeven. Toch wordt overgegaan tot dwangbehandeling. Klager heeft weliswaar een terughoudende houding aangenomen, maar dat heeft ook te maken met schrik na 18 mei 2022, waar klager zich overigens ook niets meer van kan herinneren. Op die dag zou bovendien de laatste zitting zijn met betrekking tot zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI). Dat is nu helemaal anders gelopen. Dat bij elkaar kan klagers terughoudende houding verklaren.

Desgevraagd geeft klager aan dat hij de medicatie inderdaad gedwongen en niet (alleen) vrijwillig heeft genomen/gekregen.

Standpunt van de directeur
Voor de inhoudelijke overwegingen wordt verwezen naar de onderliggende stukken.

Er is gehandeld in overeenstemming met de Algemene termijnenwet (waarbij het weekend telt als één dag) en met artikel 22e, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm). Dat de voorgenomen beslissing vrijdagavond is verstuurd, is niet geweest om “een dag te kopen”. Sommige personeelsleden werken ’s avonds door, zoals in dit geval. Bovendien gaat het om patiënten die zo voortvarend mogelijk medicatie moeten krijgen, als dat geïndiceerd is, om schade te voorkomen.

Klager kreeg voorafgaand aan de a-dwangbehandeling al antipsychotica toegediend. Hij was het daar niet mee eens en volhardde erin dat hij niet ziek was. Hij accepteerde wel dat hij medicatie via de sonde kreeg toegediend. Met de a-dwangbehandeling kan medicatie intramusculair worden toegediend, als klager de antipsychotica zou gaan weigeren. Klager heeft zich niet tegen de medicatie verzet. Hij heeft die, zo begrijpt de juridisch medewerker uit de stukken, te allen tijde via de sonde gekregen.

3. De beoordeling
Formele punten met betrekking tot het moment waarop de beslissing is genomen
De termijn tussen de voorgenomen beslissing en de definitieve beslissing voldoet aan de eisen van de Pm, in samenhang bezien met de Algemene termijnenwet. Dat staat tussen partijen ook niet (meer) ter discussie.

Met klager is de beroepscommissie eens dat de omstandigheid dat de beslissing een uur eerder is genomen dan was aangekondigd (om 10:00 uur in plaats van 11:00) niet de schoonheidsprijs verdient. Dit kan op zichzelf echter niet leiden tot het oordeel dat de bestreden beslissing onredelijk of onbillijk is, mede gelet op het moment waarop klagers raadsman de bezwaren heeft toegestuurd (16:39 uur). Die bezwaren had de directeur om 11:00 uur dus evenmin kunnen betrekken bij het nemen van de beslissing.

Inhoudelijke toets van de bestreden beslissing
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling kennelijk gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van psychotische ontregeling met angst, achterdocht en suïcidaliteit.

Op 18 mei 2022 heeft klager een ernstige suïcidepoging ondernomen, door zichzelf met glas in de keel te snijden. Deze poging vond volstrekt onverwacht plaats en had voor klager ernstige, lichamelijke gevolgen. Hij moest daardoor eten en drinken via een sonde, maar daaraan werkte hij slechts beperkt mee. Er waren ten tijde van de poging wel aanwijzingen van drugsgebruik, maar de ontregeling wordt niet alleen daaraan toegeschreven, omdat die in dat geval wel heel lang zou hebben geduurd. Klager heeft tot op heden geen uitleg kunnen geven over de aanloop naar de suïcidepoging. De suïcideneigingen worden daarom vermoed (mede) te zijn ingegeven door een paranoïde psychotische ontregeling. Klager maakt steeds een zeer achterdochtige en angstige indruk. Gevreesd wordt dat klager zichzelf nogmaals zal verwonden (al dan niet door een suïcidepoging). 

Klager werkt(e) soms mee aan de inname van medicatie, maar deze vrijwilligheid was niet duurzaam. Klager ontkent de gestelde diagnose, meent dat hij geen medicatie nodig heeft en weigert (ten minste) orale antipsychotica.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar voor (primair) zichzelf veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 16 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven