Nummer 21/25024/GV
Betreft [klager]
Datum 20 oktober 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 december 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Klagers (tweede opvolgend) raadsman, mr. M.R.P. Bakker, heeft na de ontvangst van het verweerschrift namens klager hierbij aanvullende opmerkingen gemaakt.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift en de overige stukken.
2. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat zij het betreurt dat zij, om uiteenlopende redenen, eerst nu beslist op dit beroep, temeer nu dit gaat over het verlenen van verlof.
Klager is sinds 9 juli 2016 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens verkrachting, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 8 maart 2023.
Klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof is afgewezen, omdat het sollicitatiegesprek – waarvoor klager het verzoek had ingediend – door de werkgever is afgezegd.
Gelet op het feit dat klagers geplande re-integratieactiviteit is komen te vervallen, kan er geen verlof meer worden verleend ten behoeve van het betreffende re-integratiedoel, omdat klager niet langer voldoet aan de eisen van artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De bestreden beslissing is dan ook juist. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
Ten overvloede
De beroepscommissie begrijpt uit de aanvullende opmerkingen dat het klager bevreemdt dat zijn casemanager contact op heeft genomen met de beoogde werkgever. Het handelen van de casemanager is echter niet aan verweerder te wijten. Voor zover klager meent dat het handelen van zijn casemanager aan een voortvarende fasering van klager in de weg staat, dient hij zich daarover bij de beklagcommissie van de inrichting te beklagen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 20 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter