Nummer 22/27021/TA
Betreft [klager]
Datum 17 oktober 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)
1. De procedure
Klager heeft - voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen:
a. verlenging van de afzonderingsmaatregel op 4 januari 2021 (Me 2021-27);
b. de maatregel toezicht op post van 14 januari 2021 (Me 2021-28);
c. verlenging van de afzonderingsmaatregel op 1 februari 2021 (Me 2021-48);
d. verlenging van de afzonderingsmaatregel op 1 maart 2021 (Me 2021-100);
e. de maatregel toezicht op post van 11 maart 2021 (Me 2021-123);
f. verlenging van de afzonderingsmaatregel op 29 maart 2021 (Me 2021-170);
g. verlenging van de toezichthoudende maatregelen ten aanzien van klagers post, bezoek en telefoon vanaf 9 april 2021 (Me 2021-184);
h. de weigering om een poststuk te verzenden op 21 april 2021 (Me 2021-210);
i. verlenging van de afzonderingsmaatregel op 26 april 2021 (Me 2021-216).
De beklagrechter bij de instelling heeft op 14 april 2022 de klachten a tot en met i gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €1.251,50. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, klager en zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, gehoord op de digitale zitting van 16 september 2022.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van het hoofd van de instelling
De instelling kan zich vinden in de gegrondverklaring en de toegekende tegemoetkoming ten aanzien van de formele gebreken van klagers klachten. Het beroep richt zich enkel op de inhoudelijk gegrondverklaringen.
Klager heeft verschillende behandelpogingen doorlopen. Het traject van klager kenmerkte zich door veelvuldige (ernstige) incidenten, waarbij klager verbaal of fysiek agressief is geweest. De periodes waarin klager zich positief opstelde, wisselden zich af met periodes waarin hij dreigde agressie in te zetten om zijn wensen te bewerkstelligen. Deze dynamiek heeft zich in verschillende instellingen herhaald. Klager heeft zich in de eerste weken van zijn verblijf in de instelling meermaals fors dreigend opgesteld. Daarnaast heeft hij aangegeven naar de longstay-voorziening te willen als de behandeling niet op zijn manier kon plaatsvinden. Klager had de verwachting dat de omgeving zich naar hem zou schikken, toen dit uitbleef trad klager uit contact en hield anderen op afstand door instrumentele agressie (het inzetten van agressie en bedreigingen op een berekenende manier) en dreigementen te tonen. Klager weigerde pertinent iedere vorm van medicatie. Medicamenteuze (dwang)behandeling is overwogen, maar klagers instrumentele agressie is niet goed te behandelen met medicatie. Tevens was het niet mogelijk om eventuele agressie te voorspellen met vroegsignalen, omdat klager nooit open is geweest over zijn gevoels- en belevingswereld. De veiligheid kon hierdoor niet worden gewaarborgd, waardoor klagers verblijf in afzondering blijvend noodzakelijk was gecombineerd met de toezichthoudende maatregelen gericht op contact met zijn netwerk. Dit volgt ook mede uit het negatieve, invloedrijke netwerk dat klager onderhoudt. Er is sprake van contacten in een actief crimineel netwerk, welke klager niet bereid is op te geven. Klager heeft ook in 2021 nog om drugs gevraagd in een brief aan zijn netwerk.
De instelling was gedurende de maatregelen in afwachting van het advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg (LAP) in het kader van de aanvraag voor een LFPZ-status voor klager. Vervolgens heeft de overplaatsing van klager naar een andere instelling veel tijd gekost, zonder dat de instelling daar invloed op had. De instelling heeft getracht om het verblijf van klager in afzondering prettiger te maken door middel van mogelijkheden om te sporten, ruimere contactmomenten, een playstation en een keyboard en uiteindelijk het afschalen van de beveiliging. Klager was echter veelal niet te motiveren om tijdens verzorgingsmomenten uit zijn verblijf te komen. Ten overvloede wenst de instelling op te merken dat het feit dat klagers verblijf in FPC De Kijvelanden momenteel voorspoedig verloopt een positieve ontwikkeling is, maar los gezien moet worden van de bestreden beslissingen. De instelling heeft de beslissingen enkel kunnen baseren op het gedrag dat klager in het verleden en in de instelling heeft laten zien. Het risico op het inzetten van instrumentele agressie is gedurende klagers gehele verblijf in de instelling onverminderd hoog geweest waardoor zijn verblijf in afzondering en de beperkingen in contact met zijn netwerk noodzakelijk zijn geweest.
Standpunt van klager
De beklagcommissie heeft klagers klachten terecht formeel en inhoudelijk gegrond verklaard. Klager heeft in de instelling vijftien maanden in afzondering gezeten. Er is geen behandeling van de grond gekomen, omdat het ook niet is geprobeerd. Sinds klager is overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden gaat het een stuk beter met hem. Na twee weken is klagers afzondering daar beëindigd en is zijn behandeling gestart. Binnenkort zal ook een verlofaanvraag van klager getoetst worden door het Adviescollege Verloftoetsing tbs.
3. De beoordeling
Beklag b, e, g en h
Uit de stukken volgt dat klager in het verleden heeft gedreigd zijn netwerk in te zetten om het personeel naar zijn hand te zetten. Zo heeft klager, tijdens zijn verblijf in andere tbs-instellingen, meermalen toegang gehad tot een mobiele telefoon en heeft hij zijn netwerk via de post verzocht om privégegevens van medewerkers te achterhalen. In de instelling is in september 2020 drugs bij klager aangetroffen en is tevens een SD-kaart aangetroffen in een postpakket voor klager. Het risico dat klager zijn netwerk zal inzetten voor geweld, dreiging of drugs werd reëel geacht.
Gelet op voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen is de beroepscommissie, anders dan de beklagrechter, van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid heeft kunnen beslissen om toezicht op klagers post uit te oefenen. De beroepscommissie acht voorts de voortzetting en duur van de maatregelen van toezicht op klagers bezoek en telefoongesprekken niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag b, e, g en h alsnog ongegrond verklaren.
Beklag a, c, d, f en i
Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) in samenhang bezien met artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Bvt kan het hoofd van de inrichting een tbs-gestelde afzonderen indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting.
In RSJ 5 juli 2021, R-20/8412/TA, heeft de beroepscommissie eerder reeds geoordeeld dat de situatie waarin klager langdurig in afzondering verblijft niet wenselijk is. Ook heeft de beroepscommissie toen een aanbeveling gedaan - meer in het algemeen - om in een op te leggen afzonderingsmaatregel voorwaarden op te nemen waar de tbs-gestelde aan moet voldoen alvorens de maatregel kan worden opgeheven.
Uit de stukken volgt dat klager een zeer uitgebreide geschiedenis van (fysiek) agressieve incidenten heeft. Klager heeft zich sinds zijn plaatsing in de instelling dreigend opgesteld en heeft zijn spanningen meermaals afgereageerd op spullen en op de deur van zijn verblijf. Het behandelteam heeft het risico op (instrumentele) agressie als hoog ingeschat en tevens ingeschat dat klager zal ontregelen bij een toename van de behandeldruk. Klager was onvoldoende in contact over zijn gevoels- en belevingswereld, waardoor er geen inschatting kon worden gemaakt van zijn stemmingsbeeld. Ook was onvoldoende zicht op onderliggende spanningen en agressie. Klager was regelmatig gefrustreerd, ging schelden en verdroeg het niet als hij daarop werd aangesproken. Voor klager was daarom ook een LFPZ-status aanvraag ingediend. De eerste maanden van 2021 hebben in het teken gestaan van de terugkoppeling van de LAP. De instelling heeft het nodig geacht om de afzonderingsmaatregel voort te laten duren om de veiligheid te kunnen waarborgen, in afwachting van de geplande overplaatsing naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht, wat in een overplaatsing naar FPC De Kijvelanden is geresulteerd.
Uit de stukken volgt voorts dat klagers houding en gedrag vanaf maart 2021 zodanig was verbeterd, dat de instelling vanaf dat moment heeft getracht het verblijf van klager in afzondering prettiger te maken door sportmogelijkheden, ruimere contactmomenten, een playstation en een keyboard te faciliteren. Vanaf 30 maart 2021 was de dienst geïntegreerde beveiliging (DGB) ook niet langer betrokken bij de verzorging van klager.
Gelet op voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen is de beroepscommissie, anders dan de beklagrechter, van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de afzonderingsmaatregel voort te laten duren tot het moment dat een omslag is te zien in het gedrag van klager. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag a, c en d alsnog ongegrond verklaren.
De beroepscommissie is voorts van oordeel dat de instelling, vanaf het moment dat het gedrag van klager zodanig was verbeterd dat de inzet van de DGB niet meer nodig was en klager over het algemeen goed en vriendelijk in contact was, ook een minder zware maatregel had kunnen toepassen om de veiligheid te kunnen waarborgen. De voortzetting van de afzonderingsmaatregel vanaf 29 maart 2021 moet, nu de noodzaak daarvan onvoldoende is onderbouwd, naar het oordeel van de beroepscommissie als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van beklag f en i daarom in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre bevestigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie:
verklaart het beroep inzake beklag a, b, c, d, e, g en h gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart deze klachten alsnog ongegrond;
verklaart het beroep inzake beklag f en i ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Deze uitspraak is op 17 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
secretaris voorzitter