Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23608/GV, 17 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/23608/GV

      

Betreft [klager]

Datum 17 oktober 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 30 september 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om het graf van zijn broer te bezoeken en voor het bijwonen van de bruiloft van zijn beste vrienden. Zij hebben klager als getuige gevraagd. Dit is voor klager een gebeurtenis met grote impact die zal zorgen voor een zeer grote stap in het resocialiseren met zijn sociaal netwerk. Klager heeft zijn verzoek voldoende onderbouwd en uit de uitgebreide verlofaanvragen en de daaropvolgend gestelde vragen blijkt wel degelijk wat het doel van de aanvragen is en welke re-integratiedoelen hiermee worden gediend (vergelijk RSJ 18 maart 2022, 21/24906/GV).

Dat kortdurend re-integratieverlof niet bedoeld is om sociale relaties te herstellen, kan niet worden gevolgd. Dat dit slechts in de laatste fase van de detentie kan plaatsvinden, kan niet nader geduid worden. Daarnaast bevond klager zich al in de laatste fase van zijn detentie, nu hij over drie maanden mogelijk deel kon nemen aan een penitentiair programma (PP). Klager heeft in detentie gewerkt aan zijn re-integratiedoelen door veelvuldig contact met zowel zijn partner als moeder te onderhouden. Klager heeft met zijn partner een bel- en bezoekregeling gehad en zijn moeder kwam hem regelmatig bezoeken.

Klager is slechts eenmaal in de gelegenheid gesteld om aan zijn detentie- & re-integratieplan (D&R-plan) te werken. Hij is er niet op gewezen dat er continu een actualisatie van zijn D&R-plan dient plaats te vinden. Hij begrijpt dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van zijn re-integratie, maar de directeur van de inrichting heeft een zorgplicht om klager in de gelegenheid te stellen zijn D&R-plan te actualiseren.

Klager verzoekt aan hem een tegemoetkoming toe te kennen voor de gemiste verlofmomenten.

Standpunt van verweerder

In het D&R-plan van klager zijn geen doelen opgenomen ten aanzien van zijn sociaal netwerk, anders dan het bezoek aan zijn partner. Hiermee voldoet klager niet aan de basiseis zoals bedoeld in artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).

Het is mogelijk om verlof aan te vragen voor het sociaal netwerk. Van belang is dat de re-integratiedoelen vooraf zijn vastgesteld en dat vanuit detentie al stappen zijn ondernomen om dit re-integratiedoel te bereiken. Het inzetten van verlof dient een logische (noodzakelijke) vervolgstap te zijn in het realiseren van het betreffende re-integratiedoel. Voor beide verloven waarom wordt verzocht ontbreekt een doel en een duidelijk onderbouwde relatie met dat doel.

Reeds om de reden dat de bruiloft inmiddels heeft plaatsgevonden, zou klager niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beroep, omdat toewijzing van het beroep niet meer kan leiden tot het bijwonen van dit huwelijk.

Indien klager ontevreden is over de directeur of zijn casemanager, gelet op zijn stelling dat hem niet te verwijten valt dat hij geen actuele re-integratiedoelen heeft gesteld, kan hij hierover een klacht indienen in de inrichting.

3. De beoordeling

Klager was sinds 17 juli 2020 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet.

Op 7 oktober 2022 is klager in vrijheid gesteld.

Hetgeen verweerder heeft aangevoerd ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep, leidt in zaken als deze – volgens vaste jurisprudentie – niet tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet is – voor zover hier relevant – bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een D&R-plan wordt vastgesteld. Het D&R-plan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval:

-    de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde probeert te behalen;

-    de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt;

-    de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt;

-    de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van de gedetineerde, voor zover deze ontbreken.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag.

In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De overwegingen van de beroepscommissie

De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re-integratiedoelen te bereiken. Als een gedetineerde op grond van eenzelfde re-integratiedoel vaker voor het verlenen van (kortdurend) re-integratieverlof in aanmerking komt, dan kan dit eventueel met behulp van een verlofschema worden geïllustreerd (Stcrt. 2021, 28357). Het voorgaande is ook van betekenis bij de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van een verzoek om re-integratieverlof.

Bijwonen bruiloft vrienden

De beroepscommissie maakt uit klagers D&R-plan op dat hij als re-integratiedoel het herstellen van het contact met zijn familie en partner heeft. Klagers wens om de bruiloft van zijn beste vrienden bij te wonen is niet te herleiden naar een re-integratiedoel dat in zijn D&R-plan is vastgelegd. Er kan tevens niet worden gesproken over een re-integratieactiviteit die verband houdt met zijn re-integratiedoelen. Dat het bijwonen van de bruiloft een grote bijdrage zal leveren aan het resocialiseren met zijn sociaal netwerk, zoals klager stelt, doet hier niet aan af. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen.

Bezoek aan graf en doorbrengen van tijd met moeder

Uit de Memorie van Toelichting bij de Wet straffen en beschermen volgt dat kortdurend re-integratieverlof primair is bedoeld voor het regelen van praktische zaken om de terugkeer in de samenleving voor te bereiden. Ook is het bijvoorbeeld mogelijk re-integratieverlof te verlenen voor deelname aan gedragsinterventies, het gericht bezoeken van familie om te werken aan een stabiel gezinscontact, het opnieuw invulling leren geven aan een opvoedingsrol binnen het gezin, voor ambulante zorg of voor het volgen van een opleiding of werken buiten de inrichting. Er moet sprake zijn van een gefaseerde opbouw van verloven.

Het bezoek van een graf past naar het oordeel van de beroepscommissie in zijn algemeenheid niet goed bij het doel van kortdurend re-integratieverlof en het sluit in dit geval ook onvoldoende aan bij een gefaseerde opbouw van verloven. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen.

Het doorbrengen van tijd met klagers moeder betreft wel een re-integratieactiviteit die verband houdt met klagers re-integratiedoelen. Daarnaast blijkt uit de parlementaire geschiedenis van voornoemde wet dat van de gedetineerde, als blijk van zijn motivatie en in het kader van een gefaseerde opbouw, wordt gevraagd om al binnen de muren van de inrichting te werken aan zijn re-integratie(doelen). In het kader van het herstel van familiebanden kan dan bijvoorbeeld worden verwacht dat de gedetineerde hieraan invulling geeft, althans probeert te geven, door bezoek, telefoneren en/of het schrijven van brieven. Klager heeft (onweersproken) gesteld dat zijn moeder regelmatig op bezoek kwam in de inrichting. De beroepscommissie neemt hierom aan dat klager voldeed aan wat er in dit opzicht van hem gevraagd werd.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing, voor zover dit ziet op het bezoek aan klagers moeder, onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep (alleen) hierom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld zal de beroepscommissie hiermee volstaan en verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet, gelet op het motiveringsgebrek, geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 17 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven