Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27592/GB, 17 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/27592/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 17 oktober 2022

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 mei 2022 beslist klagers verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught met zes maanden te verlengen.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en de landsadvocaat, namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 5 september 2022. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De informatie

Klager verblijft tweeënhalf jaar in een individueel en eenzaam regime binnen de EBI. Sinds 1 september 2021 verblijft hij alleen op de afdeling. Gelet op het zeer restrictieve en vrijheidsbeperkende karakter van de EBI en de vanuit wetenschappelijk onderzoek vastgestelde gevolgen van een verblijf in de EBI, moeten er in het geval van terugkerende verlengingsbeslissingen hogere eisen worden gesteld aan de vermeende actualiteit, betrouwbaarheid en concreetheid van de informatie die ten grondslag wordt gelegd aan de beslissing tot verlenging van een verblijf in de EBI (RSJ 28 april 2016, 16/529/GB en RSJ 1 februari 2022, 21/23836/GB). Er kan niet worden volstaan met het enkel herhalen van informatie op basis waarvan eerder tot plaatsing of verlenging van het verblijf in de EBI is beslist.

De inhoud van de rapporten van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) is niet neutraal en niet betrouwbaar. In de Circulaire GRIP van 13 april 2016 staat dat het GRIP een team is binnen de Nationale Politie, werkt onder gezag van het Openbaar Ministerie (OM) en werkzaamheden verricht voor de politie, het OM en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Gezien het belang van het OM is het GRIP niet onafhankelijk en kan er niet vrijelijk worden geadviseerd en gerapporteerd.

Verweerder creëert met termen als ‘aanwijzingen’ en ‘het meest waarschijnlijke scenario’ rondom klager een sfeer van verdachtmakingen waartegen hij zich op dit moment onmogelijk kan verdedigen. De onderliggende stukken zijn niet beschikbaar voor klager of de beroepscommissie, terwijl dat wel van belang is. Klager wordt voor die zaken (afgezien van het Marengo-proces) ook niet voor de rechter gebracht. Hij kan de belastende uitspraken dus niet op juistheid controleren of de inhoud daarvan gemotiveerd betwisten. Naar aanleiding van het beroepschrift in onderhavige zaak heeft het OM wel stukken verstrekt in de zaak […]. Dat had echter al moeten gebeuren toen de beslissing werd genomen. Er is geen sprake van een eerlijke behandeling en zorgvuldige besluitvorming.

Klager is op de hoogte van de rechtspraak waarin wordt overwogen dat de beroepscommissie niet bevoegd is om te oordelen over de mate van aannemelijkheid van strafrechtelijke verdenkingen (RSJ 1 februari 2022, 21/23836/GB) en dat de rechtmatigheid van de vrijheidsbeneming aan de orde moet worden gesteld in het strafproces (RSJ 9 maart 2020, R 19/5625/GB), maar meent dat er in zijn individuele geval sprake is van strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het beginsel van hoor en wederhoor en equality of arms. De verlengingsprocedure zou moeten voldoen aan deze basisprincipes.

Klager verzoekt primair om te oordelen dat de besluitvorming onredelijk en onbillijk is en om de overheid op te dragen (voor zover verweerder een nieuwe beslissing neemt) alle belastende informatie aan hem te verstrekken. Klager verwijst naar RSJ 1 februari 2022, 21/23836/GB. Subsidiair verzoekt klager aan de beroepscommissie om de overheid op te dragen te bewerkstelligen dat klager bij een eventuele volgende verlengingsbeslissing wel over de onderliggende (straf)processtukken beschikt, zodat het voor hem mogelijk is de steeds terugkerende verdachtmakingen te toetsen en gemotiveerd te betwisten.

 

Gronden voor plaatsing in de EBI

Voor de onderbouwing van de a-grond, de b-grond en de c-grond wordt veelal verwezen naar het GRIP-rapport van 2 mei 2022 en vermeende bevindingen in het onderzoek […]. Ten tijde van de bestreden beslissing beschikte klager nog niet over de stukken uit dat dossier. Geen van de gronden als bedoeld in artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) zijn van toepassing.

 

Alternatieven

Klager wijst op het uitgangspunt van minimale beperkingen (artikel 2, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet). Een verblijf in de EBI is een ultimum remedium (RSJ 14 februari 2019, R-18/1647/GB). Van verweerder mag worden verwacht dat uitdrukkelijk en begrijpelijk wordt gemotiveerd op grond waarvan een langer verblijf in de EBI strikt noodzakelijk wordt geacht en waarom niet kan worden volstaan met minder ingrijpende alternatieven, zoals plaatsing op een Afdeling Intensief Toezicht (AIT), een afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) en/of de oplegging van maatregelen voor gedetineerden met een vlucht /maatschappelijk risico (GVM).

De motivering in de bestreden beslissing voor wat betreft de alternatieven voor een verblijf in de EBI is onvoldoende. Klager verwijst naar RSJ 24 maart 2022, 21/24423/GB. Daaruit blijkt dat de beroepscommissie de motivering niet voldoende acht indien enkel wordt benoemd dat 1) de maatschappelijke risico's niet voldoende kunnen worden beperkt in een andere inrichting dan de EBI en 2) alleen in de EBI sprake is van het optimaal monitoren van gedragingen, uitlatingen en contacten van gedetineerden, mede omdat in een andere inrichting dan de EBI niet kan worden uitgesloten dat er contact wordt onderhouden met medegedetineerden. Ondanks dat verweerder in de bestreden beslissing meer woorden gebruikt, zijn de afwegingen identiek. Van meer en uitgebreider inzicht in de gemaakte afwegingen is geen sprake. Daar komt bij dat enkele overwegingen van verweerder innerlijk tegenstrijdig of onjuist zijn. De directeur is binnen de EBI wel verantwoordelijk voor het opleggen van toezichtmaatregelen. In een andere inrichting (in een individueel regime) hoeft klager niet in contact te komen met medegedetineerden. De keuze is niet tussen of een normaal beveiligde inrichting of de EBI. Het is niet gebleken waarom klager niet geselecteerd kan worden voor een uitgebreid beveiligde inrichting. Op een BPG-afdeling of een AIT zijn er gedetineerden die lange tijd op zo’n afdeling verblijven en van wie de contacten volledig worden gecontroleerd. Met hen kan klager contact hebben. Verweerder gebruikt algemene bewoordingen en heeft niet daadwerkelijk kritisch gekeken naar een alternatief (vergelijk RSJ 20 juli 2022, 22/26690/GB).

 

Fysiek en psychisch welbevinden in de EBI

In RSJ 24 maart 2022, 21/24423/GB, overweegt de beroepscommissie dat het wenselijk is dat verweerder zich bij een volgende verlengingsbeslissing goed laat informeren over klagers fysieke en psychische welbevinden in de EBI. Dat heeft verweerder niet gedaan. Dat klager onder de aandacht is van het multidisciplinair overleg (MDO), psychomedisch overleg (PMO) en de medische dienst, is geen concrete informatie over het fysieke en psychische welbevinden van klager. Dit is een algemene opmerking/zinsnede die sinds klagers binnenkomst in de inrichting op papier staat.

Klager heeft sinds 7 december 2021 geen contact meer met de medische dienst. Verweerders stelling dat hij in april 2022 daarmee nog contact heeft gehad is onjuist. Dat ging over een stoel in de keuken en niet over klagers welbevinden. Aangezien de informatie in de besluitvorming aantoonbaar onjuist is, voldoet de beslissing niet aan de vereiste zorgvuldigheid. Er is geen aandacht van de medische dienst voor klager. Hij kwam binnen met rugklachten en daar is nooit serieus naar gekeken. Daarom heeft klager verzocht om een eigen arts te raadplegen (RSJ 22 april 2021, 21/20921/SGA) en is er een MRI-scan uitgevoerd. In het selectieadvies staat ook dat hij na het indienen van een verzoekbriefje gericht aan de medische dienst geen antwoord krijgt en dat afspraken niet worden nagekomen. Hij is medio augustus 2021 voor het laatst bezocht door de tandarts. Sindsdien wacht hij op een vervolgbehandeling. De relatie met de medische dienst en de medische situatie van klager is slechter dan in die eerdere uitspraak. In een andere inrichting wordt hopelijk betere zorg geboden dan in de EBI.

Klager heeft van 1 november 2021 tot 11 maart 2022 zijn cel niet kunnen verlaten vanwege (pijn)klachten en de benadering door externe geanonimiseerde medewerkers met bivakmutsen. Van een dagprogramma was dus geen sprake. Dat klager ‘weer is gaan sporten’ bestaat uit twee sportmomenten waaraan hij heeft deelgenomen.

Verweerder heeft zich niet goed laten informeren over de gang van zaken binnen de inrichting en het fysieke en psychische welbevinden van klager. Verweerder heeft niet bij de inrichting geïnformeerd naar de actuele situatie en is afgegaan op het summiere selectieadvies.

Klager verzoekt de beroepscommissie om een overweging te wijden aan de wenselijkheid en de noodzaak om klager binnen de EBI te laten deelnemen aan activiteiten met één of meerdere medegedetineerden. Hij verblijft meer dan een jaar alleen op de afdeling en heeft geen contact met medegedetineerden. Met medewerkers van de inrichting kan klager niet vrijelijk praten. Er zitten andere gedetineerden nog lange tijd in de EBI, van wie de contacten volledig worden gecontroleerd, dus bij contact met hen is er geen sprake van een veiligheidskwestie. Klager heeft een verzoek gedaan aan de directeur voor deelname aan gezamenlijke activiteiten. Met een overweging van de beroepscommissie ten overvloede kan een procedure bij de beklagcommissie worden voorkomen.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van verweerder

Verlengingsgronden

Er bestaat een extreem vluchtrisico en het onaanvaardbare maatschappelijke risico is zodanig dat het aanwezige (extreme) vluchtrisico hoe dan ook ondergeschikt is aan dat maatschappelijke risico. Er zijn sterke aanwijzingen dat klager via zijn neef ongecontroleerd met de buitenwereld heeft gecommuniceerd om meerdere concrete ontsnappingspogingen voor te bereiden. Uit de communicatie blijkt onder meer dat klager twee of drie concrete plannen heeft gemaakt voor een gewelddadige uitbraak uit de EBI. In dat kader is onder meer gesproken over de beveiligingsmaatregelen rondom het transport van klager en rondom de EBI. ‘Echte professionals, Navy Seals’ zouden voor de ontvluchting moeten worden ingezet. Er zijn teams gevormd voor de ontsnappingsplannen. Het onderzoek naar de ontsnappingsplannen en de personen die daarbij betrokken zijn, loopt nog. Er gaat nog steeds een dreiging uit van de teams, zeker als het klager zou lukken om de codewoorden voor de acties naar buiten te brengen.

De mogelijke ontvluchting is een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige delicten, alleen al omdat er sterke aanwijzingen zijn dat klager een dodenlijst hanteert en vanuit de EBI op zoek is geweest naar gegevens van vier personeelsleden van de EBI. Ook bestaat er vrees voor beïnvloeding van het strafproces waarvan de inhoudelijke behandeling nog niet is afgerond. Klager beschikt nog steeds over voldoende mensen, macht en middelen om een en ander te organiseren. Hij kon vanuit de EBI via zijn neef zijn criminele organisatie aansturen en voortzetten en zeer gedetailleerde opdrachten geven. Uit de GRIP-rapporten blijkt dat specifieke geldbedragen zijn genoemd en er gesproken is over specifieke opdrachten. Klager heeft deze informatie niet weersproken. Hij wordt verdacht van een groot aantal ernstige feiten die de rechtsorde ernstig hebben geschokt. Het OM heeft in juni 2022 gerekwireerd tot bewezenverklaring van al deze feiten en een levenslange gevangenisstraf geëist. Het staat vast dat de strafrechter ernstige bezwaren ten aanzien van deze verdenkingen aanwezig acht. Het Marengo-proces en de persoon van klager in het bijzonder kennen een uitzonderlijk hoge mediagevoeligheid.

Klager miskent dat alleen al de verdenkingen in het Marengo-proces voldoende zijn voor de conclusie dat van klager een onaanvaardbaar maatschappelijk risico uitgaat. Strafbare feiten waarvoor klager niet wordt vervolgd zijn ten overvloede in de beslissing genoemd. Van klager wordt niet verlangd dat hij op basis van processtukken uit strafzaken verweer voert tegen de verlengingsbeslissing. Het gaat erom of verweerder in redelijkheid op basis van de GRIP-rapporten de beslissing heeft kunnen nemen. De GRIP-rapporten bevatten actuele, betrouwbare en concrete informatie. Klager moet zonder het strafdossier in staat worden geacht om die informatie te weerspreken. Hij beschikt overigens wel over het dossier van het onderzoek […], zo heeft het OM laten weten.

 

Alternatieven

Verweerder heeft in de verlengingsbeslissing uitgebreider stilgestaan bij de redenen waarom niet kan worden volstaan met plaatsing van klager op een afdeling in een minder beveiligde inrichting dan de EBI. Er is serieus gekeken naar alternatieven. Alleen al gelet op het extreme vluchtgevaar is plaatsing in de EBI noodzakelijk. De maatschappelijke risico’s kunnen op dit moment onvoldoende worden beperkt in een normaal of uitgebreid beveiligde inrichting, waar het een vast onderdeel is van het EBI-regime dat klagers gedragingen, uitlatingen en contacten zo volledig mogelijk worden gemonitord. Op een AIT of BPG-afdeling zit hij met medegedetineerden die niet dezelfde toezichtmaatregelen hebben en kan hij via hen ongecontroleerd contact hebben met de buitenwereld. Klager heeft dit niet bestreden. Het is geen oplossing dat er misschien medegedetineerden zijn die ook langer in een afgesloten regime zitten, want dan zou bij het toetsen van de maatregelen van medegedetineerden moeten worden meegenomen of zij contact hebben gehad met klager. Zelfs in de EBI zijn extra toezichtmaatregelen bij klager noodzakelijk gebleken, zoals individueel bezoek en controle op de externe lijn bij telefoneren.

 

Fysiek en psychisch welbevinden in de EBI

Verweerder heeft ook het fysieke en mentale welbevinden van klager meegenomen bij zijn beslissing en dit staat niet in de weg aan de verlenging van zijn verblijf in de EBI. Daarbij is meegewogen dat klager onder de aandacht is van het MDO, het PMO en de medische dienst. Het laatste contact met de medische dienst vond niet in december 2021, maar in april 2022 plaats. Concrete informatie over het fysieke en mentale welbevinden van klager valt onder het (medische) beroepsgeheim en kan niet met verweerder worden gedeeld. Klager kan voor zijn rugklachten naar de fysio, maar doet dat niet. Voor zover klager het niet eens is met zijn medische behandeling in de EBI, kan hij gebruik maken van het (medische) beklagrecht. De medische behandeling is geen reden om klager niet in de EBI te plaatsen. De medische zorg in de EBI is vergelijkbaar met die in andere inrichtingen.

Van volledige afzondering en isolatie is geen sprake. Er is aandacht voor voldoende contact met andere mensen. Niet met medegedetineerden, maar wel met medewerkers. Er zijn verschillende opties waar klager geen gebruik van maakt, zoals sporten met een instructeur en een penitentiair inrichtingswerker (piw-er), geestelijke verzorging met twee imams, onderwijs met onderwijzers, recreatie buiten de cel onder toezicht van een PIW’er. Klager maakt alleen gebruik van luchten en koken. Als het verzoek er werkelijk op zou zien dat hij meer aanspraak en contact met mensen wil, zou hij eerst van deze mogelijkheden gebruik kunnen maken. Klager doet er alles aan om berichten naar buiten te krijgen. Verweerder kan zich dus niet aan de indruk onttrekken dat dat de reden is van het verzoek om contact met medegedetineerden te hebben. Contact met medegedetineerden zou ook onder toezicht plaatsvinden, dus er kan niet vrijelijk met elkaar worden gepraat, maar het valt ook niet uit te sluiten dat briefjes worden uitgewisseld of wordt gefluisterd.

Verweerder heeft bezwaar tegen een overweging ten overvloede over klagers verzoek om contact met medegedetineerden. Dit zou in strijd zijn met de goede procesorde. Het ligt niet voor in onderhavige procedure, verweerder is daarbij geen partij en de directeur, die wel partij is, is niet betrokken in onderhavige procedure. Het verzoek ligt bij het OM voor advisering en er zal op korte termijn op worden beslist. Daarna kan klager daartegen rechtsmiddelen aanwenden.

 

3. De beoordeling

De EBI is aangewezen als huis van bewaring en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

 

Op grond van artikel 6 van de Regeling, kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die:

a.  een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten;

b.  bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is; of

c.  een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van aanwijzingen van voortgezet crimineel handelen.

In artikel 26 van de Regeling worden de voorwaarden genoemd die in acht moeten worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in de EBI en bij de beslissing tot verlenging van het verblijf in de EBI elke zes maanden daarna.

Klager is sinds 19 december 2019 gedetineerd en verblijft sindsdien in de EBI. Het beroep richt zich tegen de beslissing van verweerder om klagers verblijf in de EBI voor de vijfde keer met zes maanden te verlengen.

 

Het oordeel van de beroepscommissie

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder de drie gronden genoemd in artikel 6 van de Regeling aan de bestreden beslissing ten grondslag heeft kunnen leggen. Dat oordeel licht zij hieronder nader toe.

 

Ten aanzien van de gronden

Na de verlengingsbeslissing van 18 november 2021, die door de beroepscommissie is beoordeeld in RSJ 24 maart 2022, 21/24423/GB, zijn de GRIP-rapporten van 20 april 2022, 21 april 2022 en 2 mei 2022 uitgebracht.

In het rapport van 20 april 2022 wordt melding gemaakt van informatie die van het OM is ontvangen. In verschillende GRIP-rapportages zijn onderzoeken benoemd waarin klager als verdachte in beeld is gekomen. Ten aanzien van die onderzoeken geldt dat hij wel als verdachte is aangemerkt, maar dat hij daarvoor op dit moment nog niet wordt vervolgd, gezien de lopende vervolging in klagers primaire strafzaak. In het rapport van 2 mei 2022 komt uit informatie van het OM naar voren dat er onderzoek loopt naar de betrokkenheid van klager bij de moord op de broer, advocaat en vertrouwenspersoon van de kroongetuige in die strafzaak. In deze onderzoeken is “het meest waarschijnlijke scenario” volgens het OM dat klager opdrachtgever is geweest en op een later moment, mocht er voldoende bewijs worden verzameld, zal klager voor deze feiten worden vervolgd.

In het rapport van 2 mei 2022 komt informatie van het OM naar voren over het heimelijke contact dat klager had met één van zijn advocaten vanaf maart 2021 tot 8 oktober 2021, de datum van de aanhouding van deze advocaat, die tevens zijn neef is. De heimelijke communicatie zou hebben plaatsgevonden door middel van het praten op gedempte toon, gebaren, het tonen van geschreven boodschappen in notitieblokjes over en weer en het tonen en maken van schermafbeeldingen op/met de iPad van de advocaat. Uit de berichten zou blijken dat klager zijn criminele organisatie middels de advocaat kon aansturen en voortzetten, door zeer gedetailleerd opdrachten te geven aan specifieke personen.

Daarnaast is uit het onderzoek gebleken van aanwijzingen dat twee of drie plannen tot ontsnapping zijn voorbereid. Het voornaamste plan zou een ontsnapping uit de EBI zijn. Zo zou klager hebben verwezen naar YouTube filmpjes waarop zijn cel te zien zou zijn en zou hij hebben gewezen achter welk raam hij zat. In het berichtenverkeer zou zijn besproken dat degenen die klager komen bevrijden echte professionals moeten zijn, zogenaamde ‘navy seals’. Een volgend plan zou zien op excessief geweld tegen vier door klager bij naam genoemde medewerkers van de EBI. Er zou gebruik worden gemaakt van codewoorden voor de diverse plannen, welke woorden deels onbekend zijn gebleven.

Verder zouden er onder meer berichten zijn gewisseld waarin voor drugs gangbare benamingen zijn gebruikt, zoals klussen, st (stuks), cash, verkoop, getallen, bedragen, 120 kg poeder, transport en lijnen. Klagers advocaat wordt er formeel van verdacht dat hij de criminele contacten voor het afnemen van verdovende middelen onderhield voor klager. Ook zouden er berichten zijn uitgewisseld die gaan over de geldstromen van klager en zouden er concrete bedragen worden genoemd. Uit de berichten volgt dat klager nog steeds over veel geld zou kunnen beschikken. Het is niet duidelijk wie zijn geld beheert, maar uit het onderzoek blijkt wel dat klager nog steeds contacten zou hebben met anderen die zijn geldzaken voor hem regelen. Het onderzoek naar de personen die teams hebben gevormd om klager te bevrijden loopt nog. Er is naar de inschatting van het OM nog steeds een dreiging dat die teams daadwerkelijk zullen worden ingezet, als het klager lukt om codewoorden naar buiten te brengen. Het belang om volledig zicht te houden op alle communicatie van klager is daarmee onverminderd groot. De relevante informatie uit eerdere GRIP-rapporten is volgens het GRIP nog steeds van kracht.

Klager wordt verdacht van een groot aantal zeer ernstige geweldsdelicten in een zeer mediagevoelig strafproces. De meest recente GRIP-rapporten bevestigen de eerdere informatie over de plannen voor een ontsnapping uit de EBI en de aanwijzingen voor zowel voortgezet crimineel handelen in detentie als het vluchtgevaar en geven een aanvulling met nieuwe feiten en omstandigheden.

De beroepscommissie is van oordeel dat de informatie uit de GRIP-rapporten waarop de verlengingsbeslissing is gebaseerd voldoende actueel, betrouwbaar en concreet is. Dat klager en de beroepscommissie niet over alle onderliggende stukken beschikken, doet daar niet aan af. Klager beschikt over de stukken in het onderzoek Marengo en een deel van de stukken in het onderzoek […]. Het ligt op de weg van klager om concreet te maken wat er volgens hem onjuist is aan de GRIP-informatie.

Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat klager nog steeds een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt, gelet op het recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten (de a-grond), dat hij bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is (de b-grond) en dat hij een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt, gelet op de aanwijzingen van voortgezet crimineel handelen (de c-grond).

 

Alternatieven

De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat met toepassing van GVM- of andere toezichtmaatregelen en/of plaatsing in de AIT of de BPG-afdeling van een inrichting de genoemde risico’s onvoldoende kunnen worden beperkt. Uit het meest recente GRIP-rapport blijkt dat het van onverminderd groot belang is om volledig toezicht te houden op alle communicatie van klager, terwijl hij dit toezicht volgens het OM zelfs in de EBI enige tijd heeft weten te omzeilen. Verweerder heeft naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende inzicht gegeven in de gemaakte afwegingen omtrent de alternatieven en de (on)mogelijkheid om klager ergens anders te plaatsen. Het is duidelijk geworden dat in een andere inrichting dan de EBI niet kan worden voorkomen dat hij via medegedetineerden contact heeft met de buitenwereld. Het is ondoenlijk om in een ander regime steeds te garanderen dat klager uitsluitend verblijft bij gedetineerden die voor (on)bepaalde tijd onder volledig toezicht staan.

 

Fysiek en mentaal welbevinden in de EBI

Verweerder heeft zich naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende laten informeren over klagers fysieke en mentale welbevinden in de EBI. Klager is onder de aandacht van het MDO, het PMO en de medische dienst. Hij maakt geen gebruik van enkele aan hem geboden mogelijkheden om contact te hebben met andere mensen waar hij vrijelijk mee kan praten, zoals bij sport, geestelijke verzorging, onderwijs en recreatie. Hij maakt ook geen gebruik van fysiotherapie voor zijn rugklachten. Dat staat klager overigens vrij.

De beroepscommissie ziet geen reden om een overweging ten overvloede te wijden aan klagers verzoek om contact met medegedetineerden. Dat is in onderhavige procedure immers niet aan de orde.

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De bestreden beslissing voldoet ook aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 17 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door de secretaris.

 

 

            voorzitter

Naar boven