Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28111/GA, 18 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/28111/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    18 oktober 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 28 juni 2022 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager en zijn raadsman, mr. D.A.W. Dekker, hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, mr. R.H. Lagerweij, die voor klagers raadsman waarnam, en een juridisch medewerker bij de PI Vught gehoord op de zitting van 9 september 2022 in de PI Vught. Het lid van de beroepscommissie dr. J.G. Vinke was niet ter zitting aanwezig, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting. Partijen hebben aangegeven geen bezwaar hiertegen te hebben.

Als toehoorders waren aanwezig [...], lid van de Afdeling rechtspraak van de RSJ, mr. [...], secretaris bij de RSJ, en een juridisch medewerker bij de PI Vught.

De beroepscommissie heeft de directeur ter zitting een termijn van zeven dagen geboden om informatie in te winnen die duidelijkheid verschaft over het moment waarop klager is bezocht door de onafhankelijk psychiater en deze aan de beroepscommissie te doen toekomen. De reactie van de directeur is op 15 september 2022 bij het secretariaat van de Raad binnengekomen en is aan mr. R.H. Lagerweij toegezonden, waarbij aan haar de gelegenheid is geboden om daarop binnen een termijn van zeven dagen te reageren. Van die gelegenheid is gebruik gemaakt en de ontvangen reactie is ook aan de directeur toegezonden.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Niet is voldaan aan artikel 46e, tweede lid, van de Pbw, nu niet is gebleken dat de behandelend psychiater van klager een advies heeft opgesteld. Zowel het advies van ‘de behandelend psychiater’ als het advies van de onafhankelijk psychiater is opgesteld door een andere psychiater dan die klager daadwerkelijk behandelt. Daarenboven is klager blijkens de nadere informatie van de directeur op 13 juni 2022 en op 15 juni 2022 in het kader van voornoemde adviezen bezocht door de psychiaters. Bij die stand van zaken is geen sprake van het – conform de wettelijke vereisten – ‘kort tevoren’ bezoeken. De tijd tussen de bezoeken en de definitieve beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling bedraagt namelijk dertien respectievelijk vijftien dagen.

Er is geen psychische stoornis bij klager vastgesteld. In de adviezen van de psychiaters wordt gesproken over een psychotisch toestandsbeeld en wordt er gedacht aan een schizofreniespectrumstoornis. Een psychose is echter geen psychische stoornis conform het classificatiesysteem DSM-5. Hoewel schizofrenie wordt vermoed, is niet gebleken dat klager deze psychische stoornis heeft.

De definitieve beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling is opgelegd voor de maximale termijn van drie maanden. Deze maximale termijn is verder niet met (voldoende) redenen omkleed en is voorts in strijd met de Pbw, nu een a-dwangbehandeling zo kort mogelijk dient te zijn. Voorts geldt dat een a-dwangbehandeling een uiterst redmiddel dient te zijn. Klager heeft eerst een b-dwangbehandeling ondergaan, maar deze werd na een aantal dagen afgeschreven, terwijl klager sinds de start van de b-dwangbehandeling rustiger zou zijn. De mogelijkheden binnen laatstgenoemde dwangbehandeling zijn dan ook niet uitgeput.

Standpunt van de directeur
De zorg stopt niet als een behandelend psychiater niet aanwezig is. Er moet namelijk altijd voldoende psychische hulp aanwezig zijn. Er is een overdracht geweest. De waarnemend behandelend psychiater heeft de stukken opgesteld en ondertekend. Met betrekking tot de duur van de a-dwangbehandeling geldt dat er een maximum aantal maanden mag worden opgelegd. Dat betekent echter niet dat de opgelegde behandelduur ook altijd wordt volgemaakt. Een a-dwangbehandeling kan bijvoorbeeld op het moment dat de medicatie vrijwillig wordt ingenomen, stop worden gezet. Uit de nader ingewonnen informatie bij de waarnemend behandelend psychiater volgt verder dat deze klager op 13 juni 2022 heeft bezocht en dat de onafhankelijk psychiater klager op 15 juni 2022 heeft bezocht. 

Voor het overige wordt verwezen naar het verweer op het namens klager ingediende schorsingsverzoek tegen de definitieve beslissing tot toepassen van een a-dwangbehandeling. 

3. De beoordeling
Formaliteiten
Namens klager is – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er geen advies van zijn behandelend psychiater voorhanden is en dat hij niet ‘kort tevoren’ is bezocht. De beroepscommissie overweegt daarover als volgt. 

Met betrekking tot het advies van de behandelend psychiater volgt uit de inlichtingen van de directeur dat dit afkomstig is van een waarnemend behandelend psychiater, daar klagers behandelend psychiater in die periode afwezig was. Er heeft een overdracht plaatsgevonden tussen de behandelend en waarnemend behandelend psychiater. Naar het oordeel van de beroepscommissie doet het gegeven dat sprake was van een waarnemend behandelend psychiater niet af aan de geldigheid van de opgestelde verklaring van en als behandelend psychiater. De zorg moet immers te allen tijde kunnen worden aangeboden. 

Met betrekking tot het ‘kort tevoren’ bezoeken bepaalt artikel 46e, tweede lid, van de Pbw dat ten behoeve van een beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling een verklaring van de behandelend psychiater alsmede een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was, dient te worden overgelegd. Het vereiste van het ‘kort tevoren’ bezoeken van de gedetineerde ziet enkel op de onafhankelijk psychiater. De periode tussen het bezoek en het uitbrengen van het advies door de onafhankelijk psychiater op 15 juni 2022 en de voorgenomen beslissing respectievelijk definitieve beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling van 23 juni respectievelijk 28 juni 2022 kan naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid als ‘kort tevoren’ worden aangemerkt (vergelijk RSJ 21 maart 2017, 17/0050/GA).

Gelet op het voorgaande is er geen sprake van strijdigheid met de Pbw. De beroepscommissie zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke beoordeling.

Inhoudelijk
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een psychotisch toestandsbeeld met paranoïde waandenkbeelden, waarbij wordt gedacht aan een schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis, dan wel een schizoaffectieve stoornis. Klager is in verband met het vermoeden van een manisch psychotische decompensatie op 7 juni 2022 in het PPC van de PI Vught geplaatst. Binnen het reguliere regime – waar klager tussen 11 mei 2022 en 7 juni 2022 verbleef – liet hij vreemd gedrag zien door op de grond te liggen in een natte cel, door met feces te smeren en teksten op de muur te schrijven. Klager was daarbij ontremd, sliep nauwelijks en was verward. Na binnenkomst in het PPC van de PI Vught werd een psychotisch toestandsbeeld waargenomen. Klager heeft paranoïde wanen (in de vorm van complotdenken) en de overtuiging dat hij wordt aangevallen door insecten. Klager praat daarnaast snel en onsamenhangend en is geagiteerd en dysfoor. De dagen erop blijft het psychotisch beeld actueel. Zo denkt klager een zesde zintuig te hebben en heeft hij vergiftigingswanen, waarbij personen zowel binnen de inrichting als daarbuiten klager zouden willen vergiftigen. Op 8 juni 2022 is aan klager een ordemaatregel tot afzondering in een afzonderingscel opgelegd, omdat hij psychisch ontregeld was en verward overkwam. Klager stopte daarbij alles wat hij vond in het toilet. Op 10 juni 2022 heeft klager het personeel bedreigd en geprobeerd aan te vallen. Hierop is beslist tot de toepassing van een b-dwangbehandeling alsook tot de oplegging van een ordemaatregel tot afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht. Klager weigert telkens medicatie in te nemen. 

De gedragsproblemen die in relatie staan tot klagers stoornis brengen volgens de waarnemend behandelend psychiater en de onafhankelijk psychiater het gevaar voor agressie jegens derden en het gevaar dat klager maatschappelijk ten gronde gaat met zich mee. Minder bezwarende middelen zijn niet succesvol geweest. Klager heeft pertinent geweigerd medicatie in te nemen en het (langdurig) verblijven in afzondering betreft geen adequaat alternatief, nog los van de omstandigheid dat dit niet heeft geleid tot het wegnemen van de gevaren. De waarnemend behandelend psychiater heeft te kennen gegeven dat sinds de start van de 
b-dwangbehandeling het beeld weliswaar iets rustiger is (waarschijnlijk door de rustgevende werking van de medicatie), maar dat klager nog onverminderd psychotisch is. Het antipsychotische effect van de medicatie heeft daarnaast meer tijd nodig. De verwachting van de waarnemend behandelend psychiater is dat de noodzakelijke duur van de behandeling met een antipsychoticum om het gevaar duurzaam af te wenden de termijn van de 
b-dwangbehandeling overschrijdt. 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beroepscommissie overweegt daarbij met betrekking tot de duur van de 
a-dwangbehandeling dat de opgelegde (maximale) termijn van drie maanden haar niet onredelijk voorkomt. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat het enige tijd kan duren voordat de medicatie gaat werken en het effect zichtbaar is. Daarnaast betekent het niet zonder meer dat – mede gelet op de toelichting van de directeur ter zitting – de 
a-dwangbehandeling ook altijd voor de opgelegde duur ten uitvoer wordt gelegd. Een 
a-dwangbehandeling kan immers ook om diverse redenen eerder worden gestaakt. 

Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 18 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. dr. P. Jacobs en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven