Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3437/GA, 28 mei 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 07/3437/GA

betreft: [klager] datum: 28 mei 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 december 2007 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Noord te Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 maart 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord te Hoogeveen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. G. Meijer, en de unit-directeur, [...].
Voorts was als toehoorder aanwezig [...], stagiaire bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft vermissing van een gouden ketting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is in de isoleercel geplaatst en hij moest zijn gouden koningsketting afdoen. De ketting zou door het personeel in een enveloppe zijn gedaan en op klagers cel zijn neergelegd. Bij terugkomst in zijn cel was de ketting er niet. Klager heeft nooit
een bewijs van ontvangst gekregen. In andere inrichtingen worden bij iso-plaatsingen de afgenomen sieraden in een kluis gelegd. Klager heeft gehoord dat tijdens zijn afwezigheid medegedetineerden op zijn cel zijn geweest om cd’s te lenen. Klager kan
zich niet herinneren dat hij bij binnenkomst in de inrichting een verklaring van eigen risico heeft getekend.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In artikel 4.5.1.2. van de huisregels staat dat artikelen met een hogere waarde dan € 75,= worden opgeslagen in de preciosa van een gedetineerde. Indien een gedetineerde deze artikelen onder zijn berusting wil houden dient hij een verklaring te
tekenen, waarin hij de inrichting volledig vrijwaart van eventuele schade dan wel verlies of diefstal. De directeur legt zo’n door klager ondertekende verklaring over. Nu klager deze verklaring heeft ondertekend is de ketting, die bij de plaatsing in
de
isoleercel door het personeel is afgenomen, niet meer in de preciosa opgeslagen. In het rapport van de IBT commandant van 25 september 2007 staat dat klagers gouden ketting op zijn cel is gelegd.
Indien een gedetineerde niet meer in zijn cel verblijft wordt deze afgesloten, zodat het onmogelijk is dat medegedetineerden in de cel van klager zijn geweest toen hij in de iso zat.

3. De beoordeling
Artikel 4.5.1.2. ‘Toegestane voorwerpen’ van de huisregels van De Grittenborgh vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
’Het is u toegestaan onder uw berusting te houden (-) enkele eenvoudige sieraden, waaronder (-) met een maximale waarde van € 75,= . Artikelen met een hogere waarde worden opgeslagen in uw preciosa, dan wel dat u een verklaring tekent, waarin u de
inrichting volledig vrijwaart van eventuele schade dan wel verlies of diefstal.’
Klager heeft bij binnenkomst op 14 november 2006 een dergelijke verklaring ondertekend. De beroepscommissie is van oordeel dat het risico van vermissing van goederen die een gedetineerde bij zich houdt, bijzondere omstandigheden daargelaten, bij de
gedetineerde berust. Aan klager is op 26 september 2007 de ordemaatregel van zeven dagen afzondering in een afzonderingscel opgelegd. Klager is op 25 september 2007 in de afzonderingscel geplaatst en uit het desbetreffende rapport blijkt dat het
personeel klagers gouden ketting heeft afgenomen. De beroepscommissie is van oordeel dat als voorwerpen, in dit geval een koningsketting, door de inrichting worden afgenomen de aansprakelijkheid voor de voorwerpen hiermee overgaat op de inrichting.
Het personeel heeft vervolgens de ketting in een enveloppe op klagers cel gelegd. De directeur heeft aangegeven dat klagers cel tijdens zijn verblijf in afzondering is afgesloten en niet eerder is opengemaakt dan nadat klager was teruggekeerd..
De beroepscommissie is van oordeel dat van de inrichting mocht worden verwacht dat zij, nadat de ketting was afgenomen, de nodige zorgvuldigheid had betracht, bijvoorbeeld door de gouden ketting in een kluis te bewaren.
Gelet op het vorenstaande komt de vermissing van de gouden ketting voor risico van de directeur en dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Wat betreft de tegemoetkoming neemt de beroepscommissie in aanmerking, dat door klager niet aannemelijk is gemaakt wat de waarde van deze ketting is geweest, hetgeen meebrengt dat de omstandigheden van het geval alsmede de redelijkheid en de
billijkheid
richtinggevend zijn. De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding , voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten
aan het hoofd van de inrichting van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
Het voorgaande leidt tot na te melden beslissing.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. H.Heijs en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 28 mei 2008

secretaris voorzitter

Naar boven