Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0436/GB, 26 mei 2008, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/436/GB

Betreft: [klager] datum: 26 mei 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 januari 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, op 9 mei 2008 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten (b.g.g.) Nieuw Vosseveld te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 december 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan de IJssel. Op 11 januari 2008 is hij overgeplaatst naar de b.g.g.-gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
Vanuit deze inrichting is hij op 15 april 2008 geherselecteerd voor de b.g.g.-gevangenis De Schie te Rotterdam, waar eveneens een regime van beperkte gemeenschap geldt. Deze overplaatsing is thans gerealiseerd.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers raadsman deelt mee dat klager momenteel gedetineerd zit in de b.g.g.-gevangenis De Schie te Rotterdam. Klager wil graag in een regime van algehele gemeenschap geplaatst worden. De raadsman voert het woord volgens schriftelijke aantekeningen,
welke aan deze uitspraak worden gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast en herhaald dient te worden beschouwd.
Klager heeft verder nog verklaard dat zijn kinderen in Rotterdam wonen en dat hij om die reden wel in De Schie wil blijven. Zij zullen klager in de toekomst bezoeken. Klager is drie weken terug gestopt met de hongerstaking.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de rapportage van de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel blijkt dat door het gedrag van klager het niet langer verantwoord was hem in een regime van algehele gemeenschap te laten verblijven. Dit gedrag bestond uit agressie tegen
personeel
en medegedetineerden en het meermalen weigeren om te werken. Op 10 januari 2008 is daarom besloten om klager in de b.g.g.-gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught te plaatsen. Klager werd regelmatig overgeplaatst naar het penitentiair ziekenhuis, omdat hij
in hongerstaking was. Door de hongerstaking wil klager afdwingen om overgeplaatst te worden naar de gevangenis/ISD Utrecht te Nieuwegein.
Voorts merkt de selectiefunctionaris op dat de overplaatsing van klager niet gestoeld is op het feit dat hij in hongerstaking is gegaan.
Op 15 april 2008 heeft de selectiefunctionaris besloten dat klager wordt overgeplaatst naar de b.g.g.-gevangenis De Schie te Rotterdam.
De selectiefunctionaris heeft bij brief van 21 mei 2008 gereageerd op hetgeen door en namens klager is opgemerkt. Klager heeft meer direct toezicht en sturing van het personeel nodig. Bij vergissing is in het selectievoorstel van de inrichting
aangegeven dat er geen contra-indicaties zijn om klager in een meerpersoonscel te plaatsen. Bij het nemen van de selectiebeslissing is de nodige voortvarendheid betracht.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt vast dat het beroep is gericht tegen de overplaatsing naar de b.g.g.-gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught. Inmiddels is klager overgeplaatst naar de b.g.g.-gevangenis De Schie in Rotterdam. Klager heeft geen bezwaar
heeft tegen de huidige plaats van detentie, maar tegen de mate van gemeenschap.

4.2. De b.g.g.-gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele
gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.

4.4. Het selectieadvies houdt in dat er in de periode van 14 september 2007 tot en met 30 december 2007 dertien incidenten zijn geweest waarvoor klager een rapport of melding heeft gehad. De incidenten betreffen voornamelijk woordenwisselingen met
en
het bedreigen van het personeel en werkweigering. De selectiefunctionaris heeft de over klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Hierbij merkt de beroepscommissie op dat de
beslissing tot overplaatsing niet enkel is gegrond op de incidenten die niet zijn afgedaan door de unit-directeur.
Het gedrag behelst al het vertoond gedrag van een gedetineerde in een inrichting, ongeacht of de betreffende gedetineerde daarvoor is gestraft. Het feit dat tussen het selectievoorstel van de inrichting en de beslissing van de selectiefunctionaris
enige
tijd is verlopen rechtvaardigt gelet op hetgeen in deze zaak aan de orde is, niet de conclusie dat de selectiebeslissing is gestoeld op de hongerstaking van klager.
Uit de laatste selectiebeslissing d.d. 15 april 2008 blijkt dat de selectiefunctionaris klager enigszins tegemoet is gekomen, door hem over te plaatsen naar De Schie te Rotterdam. Indien klager zich positief opstelt, kan hij worden overgeplaatst naar
een regime van algehele gemeenschap. Klager heeft verklaard dat hij in De Schie wil blijven, zodat zijn kinderen – die in Rotterdam woonachtig zijn – hem kunnen bezoeken.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing om klager over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en de hiervoor genoemde omstandigheden in onderling
verband en samenhang bezien – niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 mei 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven