Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29651/SGA, 3 oktober 2022, schorsing
Uitspraakdatum:03-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29651/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    3 oktober 2022


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure
De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het bezit van drugs, ingaande op 21 september 2022 om 16:00 uur en eindigend op 5 oktober 2022 om 16:00 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. B. Petkova, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (beklagkenmerk Nh-2022-000349) en van de nadere toelichting op het schorsingsverzoek van verzoekers raadsvrouw van 30 september 2022. 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing niet (op de juiste wijze) aan hem is uitgereikt en dat hij daardoor in zijn belangen is geschaad. 

De voorzitter merkt op dat artikel 58, eerste lid, in verbinding met artikel 57, eerste lid, aanhef en onder k, van de Penitentiaire beginselenwet voorschrijft dat een schriftelijke mededeling van een disciplinaire straf onverwijld aan de gedetineerde moet worden uitgereikt. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie moet een dergelijke mededeling in beginsel binnen 24 uur na de strafoplegging worden uitgereikt om te kunnen spreken van een onverwijlde uitreiking, tenzij er sprake is geweest van zodanig bijzondere omstandigheden dat deze een termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. Die onverwijlde uitreiking van de mededeling is met name bedoeld om de gedetineerde tijdig op de hoogte te stellen van de mogelijkheid om rechtsmiddelen (beklag en schorsing) in te stellen tegen de beslissing van de directeur. 

De voorzitter stelt aan de hand van de stukken vast dat de bestreden disciplinaire straf op 21 september 2022 om 16:00 uur aan verzoeker is opgelegd en dat de schriftelijke mededeling van die disciplinaire straf op 30 september 2022 aan hem is uitgereikt. Dit levert een forse termijnoverschrijding op. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is verzoeker daardoor in zijn belangen geschaad. Nu het de voorzitter verder niet is gebleken van feiten en omstandigheden die deze termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen, is de bestreden beslissing – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in strijd met de wet. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 3 oktober 2022 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven